Volgorde

Spinnen

189 soorten

Spinnen (Araneae) vormen een orde van geleedpotigen die behoren tot de klasse van de spinachtigen (Arachnida). Andere spinachtigen worden ook wel met de term 'spin' aangeduid, zoals de zeespinnen en de zweepspinnen. De vertegenwoordigers van de orde Araneae worden daarom ook wel 'echte spinnen' genoemd om ze van de andere groepen te onderscheiden.

Er zijn ruim 50.000 spinnensoorten beschreven en benoemd, en dat aantal neemt nog jaarlijks toe. Spinnen komen over de hele wereld voor en vertonen een grote variatie in lichaamsbouw, gedrag en voedselspecialisatie. De populatiedichtheid kan hoog zijn. De Britse spinnenkenner William Syer Bristowe omschreef de spinnen eens als een reusachtig tapijt dat de aarde omspant. Spinnen worden verdeeld in twee basale groepen: de tangkakigen (Araneomorphae) en de rechtkakigen of vogelspinachtigen (Mygalomorphae).

In België en Nederland leven bijna 700 soorten spinnen.Een aantal spinnen komt zeer algemeen voor en is bij het grote publiek bekend. Voorbeelden zijn de huisspin en de trilspin die in huizen leven, en in tuinen komt de kruisspin algemeen voor. Sommige spinnen zijn echter zeldzaam en worden door wetgeving beschermd. Een voorbeeld is de lentevuurspin.

Spinnen zijn terrestrisch; het zijn typische landbewonende roofdieren die levende prooidieren eten, die in de regel gevangen worden met behulp van spinsel. Veel spinnen maken een vangweb en zijn passieve jagers; ze wachten tot een prooidier in het web verstrikt raakt waarna de prooi wordt buitgemaakt. Andere spinnen jagen actief op prooien of wachten vanuit een hinderlaag. Spinnen ruimen grote hoeveelheden insecten op, vooral vliegen en muggen. Een aantal spinnen heeft zich gespecialiseerd in het vangen van andere dieren, zoals op het land levende kreeftachtigen, rechtvleugeligen of mieren; de spinneneters eten zelfs andere spinnen.

Spinnen zijn er in diverse vormen, kleuren en maten. Een aantal tropische soorten heeft een vrij groot formaat, en soms bonte kleuren, een markante lichaamsvorm of karakteristieke uitsteeksels. De meeste spinnen hebben echter een goede camouflage. Een aantal spinnen is zo sterk gecamoufleerd dat ze niet meer als zodanig te herkennen zijn. Voorbeelden zijn spinnen die lijken op dierlijke uitwerpselen of plantendelen zoals bladeren en takjes. Er zijn ook soorten die andere dieren zoals wespen of mieren imiteren.

De meeste spinnen blijven klein en hebben een lichaamslengte -exclusief poten- van ongeveer een centimeter. De kleinste spinnensoorten worden niet langer dan één millimeter. De grootste soorten kunnen een spanwijdte van de poten hebben van meer dan 25 centimeter.

Spinnen hebben zich over de gehele wereld verspreid en ontbreken alleen in permanent koude gebieden. De verschillende soorten zijn te vinden op alle continenten en komen als groep algemeen voor in alle landen van de wereld, dit in tegenstelling tot veel andere groepen van geleedpotige dieren.

De verspreiding van spinnen hangt vaak samen met een bepaalde familie, sommige groepen komen maar in een beperkt deel van de wereld voor. Vertegenwoordigers van een aantal spinnenfamilies zijn echter kosmopolitisch en komen overal ter wereld voor. Voorbeelden zijn de vogelspinnen die alleen in noordelijk Eurazië en midden en noordelijk Noord-Amerika ontbreken. De loopspinnen (Corinnidae) komen vrijwel wereldwijd voor en hebben van alle spinnenfamilies een van de grootste verspreidingsgebieden.

Families die een beperkte verspreiding hebben zijn de Holarchaeidae die leven in Nieuw-Zeeland en Tasmanië en de Liphistiidae die enkel voorkomen in zuidoostelijk Azië en Japan.

Spinnen bezetten alle mogelijke niches en er zijn maar weinig gebieden waar geen spinnen te vinden zijn. De meeste spinnen leven in tropische, subtropische en gematigde streken maar ze kunnen ook in zeer droge, koele of juist hete biotopen worden gevonden. Spinnen leven in verschillende woestijnen en zelfs op de Mount Everest zijn door de Britse spinnenexpert Thomas Savory spinnen aangetroffen. Deze leefden op een hoogte van 6600 meter boven zeeniveau en bijna 1200 meter boven de plantengroei. Alleen in permanent koude gebieden zoals de polen en hoge bergtoppen kunnen spinnen zich niet handhaven.

Ook op sterk geïsoleerde plaatsen komen spinnen voor, zoals de afgelegen rotseilandjes Sint-Pieter-en-Sint-Paulusrotsen, die gelegen zijn tussen Afrika en Zuid-Amerika. Spinnen leven nooit in de zee maar er zijn enkele soorten die aan een leven in het water zijn aangepast.

Menselijke bebouwing is voor een aantal spinnen zeer geschikt als habitat, zo zijn tuinen, parken en wegbermen voor vele soorten een goede leefomgeving. Spinnen die in grotten leven kunnen de onderaardse bouwsels waarderen en zijn te vinden in spoortunnels, waterputten, rioleringen en mijnen. Een voorbeeld van een dergelijke soort is Meta menardi, die ook in Nederland voorkomt.

laat minder zien

Spinnen (Araneae) vormen een orde van geleedpotigen die behoren tot de klasse van de spinachtigen (Arachnida). Andere spinachtigen worden ook wel met de term 'spin' aangeduid, zoals de zeespinnen en de zweepspinnen. De vertegenwoordigers van de orde Araneae worden daarom ook wel 'echte spinnen' genoemd om ze van de andere groepen te onderscheiden.

Er zijn ruim 50.000 spinnensoorten beschreven en benoemd, en dat aantal neemt nog jaarlijks toe. Spinnen komen over de hele wereld voor en vertonen een grote variatie in lichaamsbouw, gedrag en voedselspecialisatie. De populatiedichtheid kan hoog zijn. De Britse spinnenkenner William Syer Bristowe omschreef de spinnen eens als een reusachtig tapijt dat de aarde omspant. Spinnen worden verdeeld in twee basale groepen: de tangkakigen (Araneomorphae) en de rechtkakigen of vogelspinachtigen (Mygalomorphae).

In België en Nederland leven bijna 700 soorten spinnen.Een aantal spinnen komt zeer algemeen voor en is bij het grote publiek bekend. Voorbeelden zijn de huisspin en de trilspin die in huizen leven, en in tuinen komt de kruisspin algemeen voor. Sommige spinnen zijn echter zeldzaam en worden door wetgeving beschermd. Een voorbeeld is de lentevuurspin.

Spinnen zijn terrestrisch; het zijn typische landbewonende roofdieren die levende prooidieren eten, die in de regel gevangen worden met behulp van spinsel. Veel spinnen maken een vangweb en zijn passieve jagers; ze wachten tot een prooidier in het web verstrikt raakt waarna de prooi wordt buitgemaakt. Andere spinnen jagen actief op prooien of wachten vanuit een hinderlaag. Spinnen ruimen grote hoeveelheden insecten op, vooral vliegen en muggen. Een aantal spinnen heeft zich gespecialiseerd in het vangen van andere dieren, zoals op het land levende kreeftachtigen, rechtvleugeligen of mieren; de spinneneters eten zelfs andere spinnen.

Spinnen zijn er in diverse vormen, kleuren en maten. Een aantal tropische soorten heeft een vrij groot formaat, en soms bonte kleuren, een markante lichaamsvorm of karakteristieke uitsteeksels. De meeste spinnen hebben echter een goede camouflage. Een aantal spinnen is zo sterk gecamoufleerd dat ze niet meer als zodanig te herkennen zijn. Voorbeelden zijn spinnen die lijken op dierlijke uitwerpselen of plantendelen zoals bladeren en takjes. Er zijn ook soorten die andere dieren zoals wespen of mieren imiteren.

De meeste spinnen blijven klein en hebben een lichaamslengte -exclusief poten- van ongeveer een centimeter. De kleinste spinnensoorten worden niet langer dan één millimeter. De grootste soorten kunnen een spanwijdte van de poten hebben van meer dan 25 centimeter.

Spinnen hebben zich over de gehele wereld verspreid en ontbreken alleen in permanent koude gebieden. De verschillende soorten zijn te vinden op alle continenten en komen als groep algemeen voor in alle landen van de wereld, dit in tegenstelling tot veel andere groepen van geleedpotige dieren.

De verspreiding van spinnen hangt vaak samen met een bepaalde familie, sommige groepen komen maar in een beperkt deel van de wereld voor. Vertegenwoordigers van een aantal spinnenfamilies zijn echter kosmopolitisch en komen overal ter wereld voor. Voorbeelden zijn de vogelspinnen die alleen in noordelijk Eurazië en midden en noordelijk Noord-Amerika ontbreken. De loopspinnen (Corinnidae) komen vrijwel wereldwijd voor en hebben van alle spinnenfamilies een van de grootste verspreidingsgebieden.

Families die een beperkte verspreiding hebben zijn de Holarchaeidae die leven in Nieuw-Zeeland en Tasmanië en de Liphistiidae die enkel voorkomen in zuidoostelijk Azië en Japan.

Spinnen bezetten alle mogelijke niches en er zijn maar weinig gebieden waar geen spinnen te vinden zijn. De meeste spinnen leven in tropische, subtropische en gematigde streken maar ze kunnen ook in zeer droge, koele of juist hete biotopen worden gevonden. Spinnen leven in verschillende woestijnen en zelfs op de Mount Everest zijn door de Britse spinnenexpert Thomas Savory spinnen aangetroffen. Deze leefden op een hoogte van 6600 meter boven zeeniveau en bijna 1200 meter boven de plantengroei. Alleen in permanent koude gebieden zoals de polen en hoge bergtoppen kunnen spinnen zich niet handhaven.

Ook op sterk geïsoleerde plaatsen komen spinnen voor, zoals de afgelegen rotseilandjes Sint-Pieter-en-Sint-Paulusrotsen, die gelegen zijn tussen Afrika en Zuid-Amerika. Spinnen leven nooit in de zee maar er zijn enkele soorten die aan een leven in het water zijn aangepast.

Menselijke bebouwing is voor een aantal spinnen zeer geschikt als habitat, zo zijn tuinen, parken en wegbermen voor vele soorten een goede leefomgeving. Spinnen die in grotten leven kunnen de onderaardse bouwsels waarderen en zijn te vinden in spoortunnels, waterputten, rioleringen en mijnen. Een voorbeeld van een dergelijke soort is Meta menardi, die ook in Nederland voorkomt.

laat minder zien