Familie

Bladrolkevers

1 soorten

De bladrolkevers of sigarenmakers (Attelabidae) zijn een familie van kevers uit de superfamilie snuitkevers (Curculionoidea). De wetenschappelijke naam van de familie werd in 1820 als 'Attelabides' voorgesteld door Gustav Johan Billberg. De familie is sterk verwant aan de familie Rhynchitidae en sommige auteurs beschouwen Rhynchitidae als een synoniem van Attelabidae.

Het typegeslacht is Attelabus Linnaeus, 1758. Onder meer de eikenbladrolkever (Attelabus nitens) is een vertegenwoordiger van deze familie. De Malagassische girafkever Trachelophorus giraffa valt op door zijn lange nek.

De vrouwtjes in deze groep bereiden de legplaats van hun eieren op een bijzondere manier voor. Ze kauwen eerst aan weerszijden van de hoofdnerf een spleet in een blad. Ze leggen dan een eitje aan de top van het blad. Dankzij de spleten in het blad kunnen ze dan het blad opvouwen langs de hoofdnerf en vervolgens vanaf de tip naar de bladsteel toe oprollen tot een cilinder, waarin het ei is opgeborgen. Ten slotte kauwen ze de bladsteel gedeeltelijk door zodat het blad zal verwelken en uiteindelijk afvallen. De larve ontwikkelt zich in en voedt zich met de "sigaar", en verpopt ofwel in het blad ofwel in de bodem. Er kunnen meerdere generaties in een jaar uitkomen.

laat minder zien

De bladrolkevers of sigarenmakers (Attelabidae) zijn een familie van kevers uit de superfamilie snuitkevers (Curculionoidea). De wetenschappelijke naam van de familie werd in 1820 als 'Attelabides' voorgesteld door Gustav Johan Billberg. De familie is sterk verwant aan de familie Rhynchitidae en sommige auteurs beschouwen Rhynchitidae als een synoniem van Attelabidae.

Het typegeslacht is Attelabus Linnaeus, 1758. Onder meer de eikenbladrolkever (Attelabus nitens) is een vertegenwoordiger van deze familie. De Malagassische girafkever Trachelophorus giraffa valt op door zijn lange nek.

De vrouwtjes in deze groep bereiden de legplaats van hun eieren op een bijzondere manier voor. Ze kauwen eerst aan weerszijden van de hoofdnerf een spleet in een blad. Ze leggen dan een eitje aan de top van het blad. Dankzij de spleten in het blad kunnen ze dan het blad opvouwen langs de hoofdnerf en vervolgens vanaf de tip naar de bladsteel toe oprollen tot een cilinder, waarin het ei is opgeborgen. Ten slotte kauwen ze de bladsteel gedeeltelijk door zodat het blad zal verwelken en uiteindelijk afvallen. De larve ontwikkelt zich in en voedt zich met de "sigaar", en verpopt ofwel in het blad ofwel in de bodem. Er kunnen meerdere generaties in een jaar uitkomen.

laat minder zien