De kleine strandloper (Calidris minuta) is een vrij kleine trekvogel uit de familie der strandlopers en snippen (Scolopacidae). De vogel werd in 1812 door de Duitse arts en dierkundige Johann Philipp Achilles Leisler geldig beschreven als Tringa minuta.
Het is een kleine vogel met een smalle donkere snavel, donkere poten en een snelle motoriek. Hierdoor is het een herkenbare soort om te onderscheiden in een groep standvogels. Het hoofdkenmerk wat ze onderscheidt van andere soorten strandlopers is de combinatie van een zeer smalle snavelpunt, tenen zonder zwemvliezen en een hoog bewegingsritme. De roep is een scherp kort geluid dat klinkt als "stt". Een volwassen exemplaar heeft een oranje zweem op de borstkas, een witte keel en een duidelijke witte V op zijn rug. In de winter is de pluimage minder duidelijk en vager en lijken jonge dieren en volwassenen meer op elkaar. Een jong exemplaar heeft blekere en vagere aftekeningen en een roze-achtige borst.
De vogel maakt geen nest maar broedt op de barre grond waarin een kuiltje uitgehold wordt. In die kuil worden tussen de drie en vijf eieren gelegd door verschillende vrouwtjes. De vogel is duaal polygaam, wat inhoudt dat dekkingen vrijelijk tussen verschillende vogels plaatsvinden waardoor een legsel meerdere ouders kan hebben. Beide geslachten broeden ook onafhankelijk van elkaar verschillende legsels uit.