Volgorde

Springspitsmuizen

19 soorten

Springspitsmuizen (Macroscelididae) zijn een familie van zoogdieren uit de orde Macroscelidea. De wetenschappelijke naam van de familie werd voor het eerst beschreven door Karel Lucien Bonaparte 1838. Het zijn gewoonlijk kleine, muisachtige diertjes die een onopvallende grijze tot bruine kleur hebben. De grootste soorten hebben het formaat van een rat. Sommige soorten hebben bontere kleuren zoals zwart met oranjegeel. Alle soorten worden gekenmerkt door hun opvallende, slurfachtige snuit. Deze is zeer gevoelig en uiterst wendbaar; de snuit wordt gebruikt om in de bodem te sporen naar prooidiertjes. Alle soorten zijn bodembewoners die zich met hun verlengde achterpoten relatief snel kunnen verplaatsen waarbij ze kleine sprongen maken.

De verschillende soorten komen uitsluitend voor in Afrika, behalve in grote delen van het westen en het noordoosten van het continent. De habitat bestaat uit droge omgevingen; sommige soorten zijn echter in vochtige omgevingen te vinden zoals regenwouden. Springspitsmuizen zijn insecteneters die soms ook grotere dieren buitmaken. Van veel soorten is bekend dat ze ook plantaardig materiaal eten zoals bessen of zaden.

Belangrijke vijanden zijn grote zoogdieren, slangen en roofvogels. De vrouwtjes krijgen slechts enkele jongen per worp, maar deze zijn al volledig ontwikkeld en gaan binnen enkele dagen hun eigen weg.

De plaats van de dieren binnen de zoogdieren is lange tijd onduidelijk geweest. Vroeger werden de springspitsmuizen tot de insecteneters (Eulipotyphla) gerekend maar tegenwoordig hebben ze een eigen orde gekregen: de Macroscelidea. De oudste fossielen dateren uit het Eoceen; tegenwoordig worden er twintig soorten erkend die verdeeld zijn in zes geslachten.

laat minder zien

Springspitsmuizen (Macroscelididae) zijn een familie van zoogdieren uit de orde Macroscelidea. De wetenschappelijke naam van de familie werd voor het eerst beschreven door Karel Lucien Bonaparte 1838. Het zijn gewoonlijk kleine, muisachtige diertjes die een onopvallende grijze tot bruine kleur hebben. De grootste soorten hebben het formaat van een rat. Sommige soorten hebben bontere kleuren zoals zwart met oranjegeel. Alle soorten worden gekenmerkt door hun opvallende, slurfachtige snuit. Deze is zeer gevoelig en uiterst wendbaar; de snuit wordt gebruikt om in de bodem te sporen naar prooidiertjes. Alle soorten zijn bodembewoners die zich met hun verlengde achterpoten relatief snel kunnen verplaatsen waarbij ze kleine sprongen maken.

De verschillende soorten komen uitsluitend voor in Afrika, behalve in grote delen van het westen en het noordoosten van het continent. De habitat bestaat uit droge omgevingen; sommige soorten zijn echter in vochtige omgevingen te vinden zoals regenwouden. Springspitsmuizen zijn insecteneters die soms ook grotere dieren buitmaken. Van veel soorten is bekend dat ze ook plantaardig materiaal eten zoals bessen of zaden.

Belangrijke vijanden zijn grote zoogdieren, slangen en roofvogels. De vrouwtjes krijgen slechts enkele jongen per worp, maar deze zijn al volledig ontwikkeld en gaan binnen enkele dagen hun eigen weg.

De plaats van de dieren binnen de zoogdieren is lange tijd onduidelijk geweest. Vroeger werden de springspitsmuizen tot de insecteneters (Eulipotyphla) gerekend maar tegenwoordig hebben ze een eigen orde gekregen: de Macroscelidea. De oudste fossielen dateren uit het Eoceen; tegenwoordig worden er twintig soorten erkend die verdeeld zijn in zes geslachten.

laat minder zien