De robijnkeelkolibrie (Archilochus colubris) is een vogel uit de familie van de kolibries (Trochilidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 als Trochius colubris gepubliceerd door Carl Linnaeus. Hij verwees naar Mark Catesby en George Edwards voor afbeeldingen en eerdere beschrijvingen.
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenEen herbivoor, fytofaag of planteneter is een organisme dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt. Dit in tegenstelling tot carnivoren, di...
Ne
NectarivoorIn de zoölogie is een nectarivoor een dier dat zijn energie- en voedingsbehoeften ontleent aan een dieet dat voornamelijk of uitsluitend bestaat u...
Bo
BoombewonendeAl
Altrische dierenBe
BestuiverTe
TerrestrischeTe
TerritoriaalEen territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Ei
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
To
TorporaalTorpor is een toestand van verminderde fysiologische activiteit die wordt waargenomen bij enkele kleine zoogdieren en vogels. Het wordt over het al...
Po
PolygynieSo
Solitaire dierenMi
MigrerendR
begint metDe robijnkeelkolibrie weegt circa 3 g en kan tot 9 cm groot worden. De rug van de vogels is iriserend groen en de buik is lichtbruin. De mannetjes hebben een felrode keel en de vrouwtjes zijn minder fel van kleur.
Deze soort trekt elk jaar vanuit Midden-Amerika helemaal naar Canada over een afstand van meer dan 3000 km. Sommige vogels maken daarbij een non-stopvlucht van 850 km over de Golf van Mexico.
De vogel voedt zich met nectar en met het sap van bomen waarin sapspechten gaten hebben geboord en tevens met de insecten die ook op deze sappen afkomen. Het is dankzij de specht dat deze kolibriesoort een zo noordelijke verspreiding heeft. In het noordelijkste deel van hun verspreidingsgebied zou het bloeiseizoen namelijk niet voldoende lang zijn om de kolibrie in staat te stellen een nest jongen groot te brengen, maar dankzij de gaten die de spechten hebben geboord, waaruit suikerhoudend sap stroomt, beschikken de kolibries daar al een paar weken voor het begin van de bloeitijd over voldoende voedsel.