De wilde kat (Felis silvestris) is een roofdier uit de familie der katachtigen (Felidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1777 gepubliceerd door Von Schreber.
De wilde kat heeft een lichtgele tot donkergrijze vacht met een licht zichtbare strepenpatroon en een geringde staart. Ze komen voor in loofbossen, bosranden, halfwoestijnen en op steppen en savannen.
In de periode 1999-2014 zijn er in Nederland ten minste vijf waarnemingen gedaan van wilde katten. Het zou voor het eerst zijn geweest sinds eeuwen dat het dier daar in het wild is waargenomen. In juni 2015 werd op de Strabrechtse Heide bij Heeze door Staatsbosbeheer een wilde kat gefilmd en in februari 2016 door Stichting Ark in een bos tussen de Limburgse riviertjes Geul en Gulp.
De wilde kat is een solitaire soort die in de schemering of 's nachts op jacht gaat. Hij jaagt voornamelijk op knaagdieren, haasachtigen en vogels. Soms grijpt hij ook andere kleine en middelgrote zoogdieren, kikkers, reptielen, vissen en insecten. Ook plantaardig voedsel staat op zijn dieet. De wilde kat eet zelden aas.
Hybridisatie met verwilderde katten vormt in vele gebieden de grootste bedreiging voor het voortbestaan van de ondersoorten. Deze bastaardering lijkt in Europa voornamelijk voor te komen in gebieden waar de populaties versnipperd zijn geraakt. In herstelde populaties komen bastaarden minder voor. In bepaalde gebieden in bijvoorbeeld Israël zijn echter zoveel kruisingen voorgekomen, dat er geen raszuivere dieren meer voorkomen. Door deze hybriden is het voor jagers die de opdracht hebben verwilderde huiskatten te doden moeilijk om het verschil tussen een wilde en een verwilderde kat te zien.