De witte boormossel (Barnea candida) is een in zee levend tweekleppig weekdier behorend tot de familie van de boormossels.
De schelp is langwerpig van vorm en is bedekt met horizontale ribben, gekruist door verticale. Op die manier vormt zich een traliewerkstructuur. Op de kruispunten staan schubvormige stekels. Aan de binnenkant van de schelp zit een dunne, gebogen rand. Er is nog een derde zogenaamd accessorisch schelpstuk dat bij doubletten tussen de omgeslagen bovenrand ligt.
De witte boormossel onderscheidt zich van de Amerikaanse boormossel (niet verwant aan elkaar) door zijn omgeslagen bovenrand en de aanwezigheid van het accessorisch schelpstuk wat bij de laatste ontbreekt. Bovendien is de schelp van de Witte boormossel veel dunschaliger en breekbaarder.
Lengte tot 65 mm, hoogte tot 20 mm.
Kalkwit, geelwit of grijs. De opperhuid is geelgrijs.
Losse kleppen spoelen vrij algemeen aan langs de hele kust, maar beduidend minder dan de kleppen van de Amerikaanse boormossel. Doubletten met accessorische schelpstukken zijn te vinden in aangespoelde veenbonken en hout. Ook in gruis zijn de accessorische schelpstukken zo nu en dan te vinden.