De grauwe gans (Anser anser) is een vogel uit de familie van de eendachtigen (Anatidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 als Anas anser gepubliceerd door Carl Linnaeus. Van deze soort stamt de tamme boerengans (Anser anser domesticus) af.
Tijdens de vogeltrek vliegen grauwe ganzen in een V-formatie, waarbij ze een schor klinkende gak-gak roepen. Andere soorten ganzen zoals de kolgans en de brandgans, die ook in Nederland in grote aantallen overwinteren, vliegen ook in V-formatie, en maken vergelijkbare geluiden, maar minder schor. De nijlgans daarentegen maakt een zeer schor klinkend geluid.
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenGr
GraminivoorFo
FolivoorGr
GranivoorSe
Semiaquatische dierenWa
WatervogelsPr
Precociale dierenGr
Grazende dierenDi
Dieren met een lange nekCo
CongregatoirEi
EierleggendMo
Monogame dierenSo
Sociale dierenSa
SamenscholendeMi
MigrerendGe
GedomesticeerdG
begint metDe grauwe gans is een grote grijze watervogel met roze poten. Hij heeft zwarte vlekjes op de buik. De kop is lichtgrijs, de voorvleugel is grijswit. De snavel kan roze (oostelijke ondersoort; Anser anser rubirostris) of oranje (westelijke ondersoort; Anser anser anser) zijn. De lichaamslengte bedraagt 75 tot 90 cm en het gewicht 3 tot 4 kg. Het is een herbivoor.
De grauwe gans is een deeltrekker. Sommige vogels trekken weg, sommige blijven in het broedgebied. Hun broedgebied strekt zich uit van West-, Centraal- tot Noord-Europa. Overwinteren doen ze van Centraal-Europa tot in Noord-Afrika en Iran. De Aziatische variant komt noordelijk in het continent voor en trekt 's winters naar het Midden-Oosten, India en Indochina. In Nederland komen 's winters grauwe ganzen uit Noord-Europa.
De grootte van de populatie is in 2015 geschat op 1,0-1,1 miljoen volwassen vogels. Op de Rode lijst van de IUCN heeft deze soort de status niet bedreigd.
Tijdens de rui waarin de gans niet vliegen kan, zoekt de gans een goed heenkomen in rietlanden. Ze kunnen dan zo veel riet (vooral de wortelstokken van het riet) consumeren dat de verlanding door riet wordt tegengegaan. De Nederlandse Oostvaardersplassen waren in eerste instantie vooral gedacht als ganzenreservaat. In het Verdronken Land van Saeftinghe foerageren 's winters jaarlijks tienduizenden grauwe ganzen op de knolletjes van zeebies. Hierdoor worden monotone zeebiesvegetatie teruggezet naar de successie en maken zij (tijdelijk) plaats voor soortenrijkere vegetaties.