De brandgans (Branta leucopsis) is een gans uit de familie Anatidae (Zwanen, ganzen en eenden). De vogel werd in 1803 door de Duitse natuuronderzoeker Johann Matthäus Bechstein geldig beschreven als Anas leucopsis. De vogel broedt in arctische gebieden en trekt 's winters zuidwaarts tot aan de vorstgrens.
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenEen herbivoor, fytofaag of planteneter is een organisme dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt. Dit in tegenstelling tot carnivoren, di...
Fo
FolivoorEen folivoor is een dier dat zich vrijwel uitsluitend met bladeren voedt. Folivoren zijn specialisten binnen de groep herbivoren. Folivore dieren v...
Gr
GraminivoorIn de zoölogie is een graminivoor een herbivoor dier dat zich voornamelijk voedt met gras. Het woord is afgeleid van het Latijnse graminis, wat 'g...
Se
Semiaquatische dierenWa
WatervogelsPr
Precociale dierenGr
Grazende dierenGrazen is het eten van plantaardig voedsel door dieren. Grazen is een vorm van foerageren.Het bekendste voorbeeld van grazen is dat van zoogdieren ...
Zo
ZoochoryTe
TerritoriaalEen territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Co
CongregatoirEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Mo
Monogame dierenMonogamie is het aangaan van een relatie met één partner.Wanneer iemand meerdere malen achtereenvolgens één partner tegelijkertijd heeft, wordt...
So
Sociale dierenSa
SamenscholendeKo
KoloniaalEen kolonie is in de biologie een groep van organismen die tot dezelfde soort behoren en die bij elkaar wonen. Het dicht bij elkaar leven biedt ver...
Mi
MigrerendB
begint metDe vogel is 55 tot 66 cm lang en heeft een spanwijdte van 110 tot 120 cm, gemiddeld 15 cm korter dan de grauwe gans. Uiterlijke kenmerken tussen het mannetje en het vrouwtje zijn er nauwelijks; alleen in het formaat en gewicht is er enig verschil: het mannetje weegt 910–1810 g, het vrouwtje 850–1770 g. De kop is geelachtig wit; achterzijde van de kop, nek en bovenborst zijn zwart. De buik en de onderkant zijn grijswit met een grijze bandering. De vleugels zijn grijsblauw met zwart-witte strepen. De poten en snavel zijn zwart. Het is een sterke vogelsoort die weinig of geen last ondervindt van vriesweer.
Hun verspreidingsgebied is het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, van de oostkust van Groenland tot Spitsbergen en het zuiden van Nova Zembla in moerassige gebieden in de nabijheid van de zee, in riviermondingen en op wadden. In de zomer broeden de vogels rond de poolcirkel, waar ze door de extreem lange daglengte bijna 24 uur per dag zicht hebben en zo in staat zijn hun eieren en kuikens te beschermen. Belangrijke roofdieren, zoals poolvossen, hebben zo aanzienlijk minder kans om de brandganzen te bedreigen.Het wintergebied bevindt zich vooral aan de kusten van Ierland, de westkust van Schotland en de Noordzeekust van Duitsland en Nederland. Over het algemeen volgen deze dieren de zogenaamde vorstlijn en trekken ze met dit vorstgebied mee. Hiermee weten ze een aantal van hun natuurlijke vijanden te ontlopen.
Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit gras, maar ook nuttigen ze diverse mossoorten en ander groen. Bovendien eten ze naast gras en zeegras veel zaden, wat zeer ongewoon is bij ganzen. Het zoeken naar voedsel vindt doorgaans plaats bij daglicht. Bij dageraad en rond het vallen van de avond begeven ze zich naar veilig gelegen rustplaatsen. Bij volle maan kunnen ze het voedsel zoeken de hele nacht voortzetten. Tijdens de poolzomer, wanneer het helemaal niet meer donker wordt, eten ze ook de hele dag door, om een vetvoorraad te vormen voor de trek naar het zuiden in de winter.De brandgans eet voornamelijk eiwitrijke jonge scheuten gras, die tamelijk kort worden afgegraasd. Het eiwit wordt verteerd, en de groene vezel zelf wordt via de ontlasting weer uitgescheiden.
De nesten worden minstens een meter van elkaar af gebouwd. Een legsel bestaat uit drie tot zeven eieren van grijsachtig-witte kleur welke gedurende 24 à 25 dagen bebroed wordt.