De zuidelijke graafadder (Atractaspis bibronii) is een slang uit de familie Atractaspididae.
De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst voorgesteld door Andrew Smith in 1849. De soortaanduiding wordt abusievelijk weleens als bibroni gespeld.
De soortaanduiding bibronii is een eerbetoon aan de Franse herpetoloog Gabriel Bibron (1805 – 1848).
Deze gravende slang heeft een rolrond, zwart lichaam met gladde, glanzende schubben. Aan het staarteinde bevindt zich een korte, scherpe doorn, die het dier gebruikt voor zijn voortbeweging. Zijn giftanden zijn zeer lang, vooral ten opzichte van de kleine kop, en kunnen onafhankelijk van elkaar opgericht en neergeklapt worden. De totale lichaamslengte bedraagt 50 tot 75 centimeter.
Deze soort komt voor in delen van oostelijk en zuidelijk Afrika en leeft in de landen Zuid-Afrika, Swaziland, Namibië, Angola, Kenia, Botswana, Somalië, Zimbabwe, Mozambique, Zambia, Malawi, Tanzania, Zanzibar en Congo-Kinshasa. De habitat bestaat uit savannen, bossen, scrublands en grasland.
Het voedsel van deze nachtactieve slang bestaat uit andere slangen, hagedissen, kleine zoogdieren en kikkers. De vrouwtjes zetten eieren af, het legsel bestaat uit drie tot zeven eieren, die onder de grond worden afgezet.