Het steppeslurfhondje (Rhynchocyon petersi) is een springspitsmuis uit het geslacht der slurfhondjes. De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door José Vicente Barbosa du Bocage in 1880.
Het voorste gedeelte van het lichaam is oranje tot rood, de romp zwart. Deze zwarte vacht bevindt zich tot op de schouders, verder naar voren dan bij Rhynchocyon udzungwensis. De staart is oranje, met een witte punt. Voor acht exemplaren uit het British Museum of Natural History bedraagt de kop-romplengte 252 tot 290 (gemiddeld 275,4) mm, de staartlengte 218 tot 252 (233,5) mm, de totale lengte 493 tot 525 (508,9) mm, de achtervoetlengte 65 tot 74 (71,2) mm en de oorlengte 25 tot 31 (29,1) mm.
Deze soort komt voor in Zuidoost-Kenia en Oost-Tanzania, inclusief de eilanden Mafia en Zanzibar. Op Zanzibar komt een aparte ondersoort voor, Rhynchocyon petersi adersi Dollman, 1912. Ondanks zijn Nederlandse naam komt deze soort vooral in kust- en bergwoud en bosjes voor. Naar schatting kan deze soort in Tanzania een dichtheid van 80 dieren per km² bereiken.
Het dier eet ongewervelden als insecten en regenwormen die het in de bodem vindt door de aarde om te woelen. Per worp worden er een of twee jongen geboren.