De boomslang (Dispholidus typus) is een slang uit de familie toornslangachtigen (Colubridae) en de onderfamilie Colubrinae. De slang leeft in Afrika, bezuiden de Sahara.
Da
DagdierenVl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
Bo
BoombewonendePr
Precociale dierenSc
ScansoriaalTe
TerrestrischeEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Br
BroedtijdPo
PolygynandrieGi
GiftigZe
Zeer giftigSo
Solitaire dierenGe
Geen migrantB
begint metDe boomslang heeft een relatief korte kop en zeer grote ogen. Boomslangen zijn verschillend ten opzichte van vele andere slangen, in zoverre dat zij seksueel dimorf zijn; de wijfjes behouden de kleurloos, bruin-grijze kleur die voor jonge boomslangen kenmerkend is. De mannetjes daarentegen zijn heldergroen en lijken sterk op de oostelijke groene mamba (Dendroaspis viridis), een andere Afrikaanse gifslangensoort. De lengte van een volwassen boomslang is maximaal ongeveer twee meter. De schubben op de rugzijde zijn sterk gekield, ze zijn voorzien van opstaande randen.
De boomslang komt voor in delen van Afrika en leeft in de landen Namibië, Botswana, Zimbabwe, Zuid-Afrika, Swaziland, Mozambique, Nigeria, Kameroen, Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo-Kinshasa, Oeganda, Burundi, Rwanda, Malawi, Kenia, Tanzania, Congo-Brazzaville, Angola, Zambia, Senegal, Eritrea, Ethiopië, Somalië, Mali, Ivoorkust, Gambia, Benin, Togo, Sierra Leone, Guinee, Liberia, Ghana en Burkina Faso.
De habitat bestaat uit halfwoestijnen, bossen en savannen, de soort is aangetroffen van zeeniveau tot op een hoogte van ongeveer 2200 meter boven zeeniveau.
Boomslangen zijn voornamelijk arboreaal of boombewonend; ze leven in bomen en ze kunnen zich hier zeer snel tussen de takken bewegen. In tegenstelling tot de meeste andere slangen planten ze zich voort in bomen. De vrouwtjes zijn ovipaar en zetten eieren af. Het voedsel omvat vooral boombewonende hagedissen zoals agamen en kameleons, andere boombewonende hagedissen en kikkers. Zo nu en dan worden andere dieren gegeten, zoals vogels en eieren van nestelende vogels die zij geheel doorslikken, zonder deze eerst in stukken te breken.
De meeste leden van de familie van gladde slangen (Colubridae) zijn onschadelijk of hebben een relatief zwak gif. De boomslang heeft echter een zeer krachtig gif dat hij aflevert middels grote, diep gegroefde hoektanden, die net als bij de meeste andere giftige gladde slangen aan het achterste deel van de kaak zijn bevestigd. Dit type gifapparaat wordt ophistoglyf genoemd. De boomslang is een van de gevaarlijkste van de slangen met deze methode van het toedienen van gif.
De beet van een boomslang kan dodelijk zijn voor mensen en is als zodanig gemeld in tegenstelling tot beten van adders. In 1957 stierf de bekende herpetoloog Karl Schmidt na te zijn gebeten door een boomslang. D.S. Chapman verklaart dat er tussen 1919 en 1962 acht gevallen van beten door boomslangen hebben plaatsgevonden, waarvan er uiteindelijk twee fataal afliepen.
Het South African Vaccine Producers (vroeger Zuid-Afrikaans Instituut voor Medisch Onderzoek) vervaardigt een antiserum voor boomslanggif. Het gif van de boomslang is een hemotoxine. Dit betekent dat het gif de hemoglobine in de rode bloedcellen afbreekt en daarmee het bloed van het slachtoffer vernietigt. Het gif van een boomslang maakt het stollingsproces van het bloed onklaar met als gevolg dat het slachtoffer vaak sterft aan talrijke interne en externe bloedingen. Tegengif is echter niet altijd beschikbaar, omdat een beet van de slang zeldzaam is.
Andere symptomen zijn hoofdpijn, misselijkheid, slapeloosheid en geestelijke stoornissen. De symptomen openbaren zich pas vele uren na de beet. Aan één kant geeft dit tijd om een antiserum te regelen, maar aan de andere kant loopt men het het gevaar dat de beet over het hoofd wordt gezien, vooral omdat net als bij andere slangen met achter-giftanden elke beet niet altijd eindigt met het inspuiten van het gif.
Een volwassen slang heeft vier tot acht milligram gif; een dosis van vijf milligram schijnt voldoende te zijn om een mens te doden. Een boomslang is een schuchtere slang, zodat beten praktisch gezien slechts voorkomen als men probeert een slang te vangen of te doden.