De muskusschildpad (Sternotherus odoratus) is een schildpad uit de familie modder- en muskusschildpadden (Kinosternidae).
De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Pierre André Latreille in 1801. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Testudo odorata gebruikt. De soortaanduiding odoratus betekent vrij vertaald 'geurend' en slaat op de stank die het dier verspreidt als het zich bedreigd voelt.
Na
NachtelijkVl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
Aa
AaseterEen aaseter is een dier dat leeft van dierlijke resten, en niet zelf op voedsel jaagt. Aaseters kunnen groot of klein zijn. Veel insecten zijn bijv...
Wa
WaterdierenEen aquatisch dier of waterdier is een in het water levend dier, dus direct afhankelijk van water. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld landdieren...
Ho
Holbewonende dierenEen graafgang is een holte of een tunnel die een dier in de grond heeft gegraven als tijdelijk verblijf, als schuilplaats of als bijproduct van ond...
Ro
RoofdierenPredatie is het vangen, doden en opeten door een organisme, meestal een dier, van een ander dier, het prooidier. Predatoren worden ook natuurlijke ...
Te
TerrestrischeOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Ov
Over het algemeen solitaire dierenGe
Geen migrantIn
In winterslaapDe winterslaap, ook wel hibernatie is een staat van voortdurende hypothermie. Deze kan een lange periode duren, een aantal dagen, enkele weken en s...
C
begint metDeze soort wordt niet erg groot en bereikt een carapaxlengte (gemeten over het schild) van maximaal 14 centimeter, de meeste exemplaren blijven kleiner. De kleur van het rugschild varieert van geelbruin tot diep donkerbruin, het schild heeft grote hoornplaten in het middendeel en juist zeer kleine plaatjes aan de dunne rand. Op de kop lopen aan iedere flankzijde twee strepen; een van de neus naar de bovenkant van de nek, en een van de neus naar de onderzijde van de nek. Zowel van de bovenkant, onderkant als zijkanten is dus een witte driehoek te zien, en hieraan zijn ze eenvoudig te herkennen.De mannetjes onderscheiden zich van de vrouwtjes door een grotere en dikkere staart en een veel kleiner plastron, dat meer uit bindweefsel dan uit hoornplaten bestaat. De huidskleur varieert van lichtgrijs tot bijna zwart. Zeer jonge dieren vertonen 3 lengtekielen over het zeer donkere schild. Deze verdwijnen naarmate de dieren ouder worden.
De muskusschildpad heeft een aangepaste tong die hem in staat stelt zijn leven onder water te vergemakkelijken. De tong heeft knopvormige cellen die zuurstof uit water onttrekken, waardoor de schildpad minder frequent aan de oppervlakte hoeft te ademen.
De schildpad komt voor vanaf de zuidgrens van Canada tot het zuidoosten van de Verenigde Staten. De habitat bestaat uit langzaam stromende of stilstaande wateren, bij voorkeur met een zachte bodem.
Het voedsel bestaat uit insecten, wormen en andere kleine waterdieren, maar ook wel planten en aas zij het zeer af en toe en geen echt onderdeel van het menu. De muskusschildpad beschikt over geurklieren, de wetenschappelijke soortnaam odoratus betekent geur en verwijst naar de stinkende stof die wordt uitgescheiden bij verstoring. De klieren bevinden zich op de brug tussen carapax en plastron, en bevatten een secretie die sterk doet denken aan muskus, waaraan deze schildpadden hun Nederlandse naam ontlenen.
Het is geen beste zwemmer, maar het dier verlaat, in tegenstelling tot de meeste modderschildpadden (Kinosternidae) het water zeer zelden. Ook wordt er weinig gezond. De dieren zijn voornamelijk in de schemering actief. Het zijn echte bodemscharrelaars, voedsel wordt op de geur gezocht. Er zijn waarnemingen van deze dieren op dieptes tot 6 meter. Jonge dieren zoeken soms ook op land naar voedsel, maar eten het onder water op. Boven water hebben ze moeite om te slikken door hun speciale tong (zie verder).Zijn vijanden zijn onder meer zeearenden, roodschouderbuizerds, alligators en grote vissen, zoals de Amerikaanse baars.
Een legsel bestaat meestal uit 1 tot 5 eieren, die onder een boomstronk of in de wand van een bisamrathol worden gelegd.