Schaap
Het schaap (Ovis orientalis aries) is een evenhoevig zoogdier, dat door de mens is gedomesticeerd uit de moeflon (Ovis orientalis) om onder andere wol te leveren. De wetenschappelijke naam van dit taxon werd als Ovis aries in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Het schaap is een herkauwer.
Bij schapen is het mannetje een ram, het vrouwtje een ooi en het jong een lam. Een gecastreerde ram is een hamel. Een hamel is rustiger dan een ongesneden ram en wordt daarom van oudsher vaak als leider van een kudde gebruikt, met een bel om de nek: de belhamel.
Een schaap kan een leeftijd van 15 tot 20 jaar halen, maar dit komt in de praktijk zelden voor: meestal worden ze veel eerder geslacht. Op hoge leeftijd verliest een schaap zijn tanden en kiezen waardoor het niet meer goed kan eten. Schapen hebben 32 tanden en kiezen; ze hebben geen hoektanden en bovenaan geen snijtanden. Boven en onder hebben ze 6 voorkiezen en 6 kiezen, en alleen in de onderkaak 8 snijtanden. Die gebruiken ze om gras en kruidachtigen af te snijden, met een beweging zoals een tondeuse. Het grazen gaat dus heel anders dan bij de koe die het gras met zijn tong lostrekt. Een schaap eet daarom veel korter gras dan een koe, en een boer kan wel eerst koeien in een wei zetten en daarna schapen, maar nooit andersom.