Architeuthis is een geslacht van grote pijlinktvissen. Aanvankelijk dacht men dat deze reuzeninktvissen de grootste ongewervelde dieren op aarde waren, maar de kolossale inktvis (Mesonychoteuthis hamiltoni) wordt vermoedelijk nog groter.Er is een twintigtal Architeuthis-soorten beschreven maar aangenomen wordt dat dit steeds om dezelfde soort gaat die meerdere keren opnieuw beschreven is, en dat het geslacht in feite maar een soort omvat: Architeuthis dux.
Over het algemeen is er weinig bekend over reuzeninktvissen. Van de informatie die wél beschikbaar is, is veel afkomstig van overblijfselen van dode exemplaren uit de maaginhoud van gevangen potvissen, exemplaren die worden gevangen in diepzeenetten, en aangespoelde overblijfselen.
Japetus Steenstrup besprak in 1856 een in 1546, tijdens de regering van Christiaan III, in de Sont gevangen zeemonnik, die de gemoederen nog lang had beziggehouden. In 1853 was er opnieuw sprake van zo'n zeemonster, ditmaal aangespoeld. Steenstrup vergeleek de kaken ervan met die van andere inktvissen (Gonatus fabricii, Loligo forbesii, Ommatostrephes pteropus), en concludeerde dat het om een andere, veel grotere soort moest gaan. In dezelfde bespreking noemde hij een andere gigantische inktvis, die in de Atlantische Oceaan was opgevist door kapitein Von Hygom, van wie hij al eerder belangwekkende vangsten had ontvangen. Van dit dier kon hij tekeningen presenteren van een arm met zuignappen en van het rugschild. Deze soort gaf hij de naam Architeuthis dux. Ervan uitgaande dat het bij de in 1853 aangespoelde inktvis om dezelfde soort ging als die in 1546 was gevangen, plaatste hij die voorlopig als Architeuthis monachus in hetzelfde geslacht, maar zonder er een beschrijving van te geven.
Bij reuzeninktvissen is er sprake van seksueel dimorfisme: vrouwtjes zijn groter dan mannetjes. Ze bereiken respectievelijk een lengte van 13 meter en 10 meter en een gewicht van 275 kg en 150 kg. De mantel wordt normaal gezien niet langer dan 2,25 meter. Hoewel er enkele reuzeninktvissen van 18 meter lang zijn beschreven, wordt de wetenschappelijke waarde van dergelijke observaties betwist. Ruwweg tweederde van de lichaamslengte wordt gevormd door de twee lange vangtentakels, waarmee de prooi naar de snavelachtige bek wordt gebracht. Ze hebben weerhaakjes in hun zuignappen; dit geeft hun vangtentakels extra grip. Op de huid van sommige gevangen potvissen worden sporen aangetroffen van zuignappen van reuzeninktvissen met een diameter van 2 tot 5 cm.
De ogen van Architeuthis-soorten, soms zo groot als een voetbal, behoren tot de grootste in het dierenrijk.
Reuzeninktvissen regelen hun drijfvermogen door de verhouding tussen de ammoniak- en natriumionen in hun lichaam te reguleren.
Reuzeninktvissen beschikken net als andere inktvissen over een inktzak, en kunnen van kleur veranderen.
In de maaginhoud van dode reuzeninktvissen zijn onder andere (vaak niet identificeerbare) resten van vissen, andere inktvissen, kreeftachtigen en tweekleppigen aangetroffen. Maar er zijn ook resten aangetroffen die vermoedelijk afkomstig zijn van andere reuzeninktvissen; wellicht is er dus sprake van kannibalisme.
De dieren zijn aangetroffen op diepten tussen de 300 en 1500 meter (misschien nog dieper) en in alle oceanen. Ze worden soms gevangen in diepzeenetten en ze vormen het voedsel van onder andere de potvis.
In de zuidelijke delen van de Indische Oceaan rond de Kerguelen is predatie door sluimerhaaien (Somniosidae) op de Atlantische reuzeninktvis en de kolossale inktvis aangetoond.
Hoe de voortplanting bij reuzeninktvissen precies in zijn werk gaat is onbekend. Een hectocotylarm is bij de mannetjes niet aanwezig. Autopsies hebben uitgewezen dat mannelijke reuzeninktvissen beschikken over een goed ontwikkelde penis, tot een meter lang. Met deze penis brengt het mannetje vermoedelijk zijn spermatoforen (spermapakketjes) in de armen van de vrouwelijke reuzeninktvis.
Bij de vrouwelijke reuzeninktvis komen de onbevruchte eieren via de eileider in de mantel terecht waar ze worden opgevangen in een geleiachtige substantie. Zo wordt er een bolvormige ei-massa (ongeveer een halve meter in diameter) gevormd die vermoedelijk via de sifon buiten het lichaam wordt gebracht en daar wordt vastgehouden door de armen van de inktvis. Daar zou deze ei-massa door absorptie van zeewater een diameter bereiken van één tot twee meter. Het is echter onbekend hoe de spermatoforen bij de eieren kunnen komen om ze te bevruchten. Een theorie stelt dat chemicaliën van de ei-massa de 10 cm lange spermatoforen (die als parasieten verblijven in de armen van de vrouwelijke inktvis) activeren zodat ze migreren naar de ei-massa en daar uiteenvallen in afzonderlijke zaadcellen die de eieren kunnen bevruchten. De ei-massa zou dan na de bevruchting worden losgelaten en overgelaten aan de stroming. Vermoedelijk drijven de eieren een drietal weken rond voordat ze uitkomen en worden meegenomen door de stroming naar oppervlaktewateren. Als ze daar 1,5 maal zo groot zijn geworden als toen ze uit het ei kwamen zouden ze weer afdalen naar diepere wateren om hun levenscyclus te voltooien.