De bosmarmot (Marmota monax) is een knaagdier uit de familie van de eekhoorns (Sciuridae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Mus monax in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. De soort komt voor in de bossen en graslanden van Noord-Amerika.
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenEen herbivoor, fytofaag of planteneter is een organisme dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt. Dit in tegenstelling tot carnivoren, di...
Fo
FolivoorEen folivoor is een dier dat zich vrijwel uitsluitend met bladeren voedt. Folivoren zijn specialisten binnen de groep herbivoren. Folivore dieren v...
Gr
GraminivoorIn de zoölogie is een graminivoor een herbivoor dier dat zich voornamelijk voedt met gras. Het woord is afgeleid van het Latijnse graminis, wat 'g...
Te
TerrestrischeAl
Altrische dierenFo
Fossoriale dierenZo
ZoochoryNo
NomadischTe
TerritoriaalEen territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Le
LevendbarendViviparie of vivipariteit betekent letterlijk levendbarendheid: het verschijnsel dat de juvenielen van een levend wezen direct uit het moederorgani...
Ho
Holbewonende dierenEen graafgang is een holte of een tunnel die een dier in de grond heeft gegraven als tijdelijk verblijf, als schuilplaats of als bijproduct van ond...
To
TorporaalTorpor is een toestand van verminderde fysiologische activiteit die wordt waargenomen bij enkele kleine zoogdieren en vogels. Het wordt over het al...
Po
PolygynieDo
Dominantie hiërarchieSo
Sociale dierenIn
In winterslaapDe winterslaap, ook wel hibernatie is een staat van voortdurende hypothermie. Deze kan een lange periode duren, een aantal dagen, enkele weken en s...
Ge
Geen migrantG
begint metDe bosmarmot is een fors bodembewonend knaagdier. Hij heeft vrij korte poten, kleine oren en een bossige staart. De vacht is over het algemeen grijzig bruin van kleur, maar kan variëren van gelig tot roodbruin en zwart. De dekharen op de rug hebben witte punten. Het neusveld is wit. De snijtanden zijn wit van kleur. Aan iedere poot zitten vier tenen. Het vrouwtje heeft vier mammae.
De bosmarmot wordt 32 tot 52 centimeter lang en 2 tot 6,4 kilogram zwaar. Hij heeft een staartlengte van 7,5 tot 15,2 centimeter en een achtervoetlengte van 7,5 tot 10 centimeter.
De bosmarmot komt algemeen voor in open plekken in bossen, recentelijk ontboste gebieden, weiden en grasvelden van Oostcentraal-Alaska en Brits-Columbia, Canada zuidwaarts langs de Rocky Mountains tot Noord-Idaho, en oostwaarts via Zuid-Canada tot het oosten van de Verenigde Staten, waar hij de zuidgrens van zijn verspreidingsgebied vindt in Oost-Kansas, Noord-Alabama en Georgia. Ondanks dat hij voornamelijk op de bodem leeft, kan hij goed klimmen en zwemmen.
De bosmarmot is overdag actief, voornamelijk in de vroege ochtend en de namiddag. Hij voedt zich voornamelijk met groene planten als gras, klaver, luzerne en weegbree, aangevuld met zaden, vruchten, ongewervelde dieren als sprinkhanen en slakken en de eieren en kuikens van grondbroedende vogels. Ook eet hij landbouwgewassen als maïs. Hij kan dan grote schade aanrichten aan akkers.
De bosmarmot leeft, in tegenstelling tot de andere marmotten, voornamelijk solitair. Hij kan zelfs vrij agressief zijn. Vooral mannetjes gedragen zich in de paartijd zeer agressief tegen andere mannetjes. Het territorium is ongeveer 0,3 tot 4 hectare groot. Het territorium van het mannetje overlapt vaak met dat van een of meer vrouwtjes.
's Nachts slaapt de marmot alleen in een groot ondergronds hol, tot anderhalve meter diep en negen meter lang, met minstens één hoofdgang en vaak enkele zijgangen, die uitlopen in één grote slaapkamer, bekleed met een nest van gras. In een andere kamer, gelegen nabij de slaapkamer, laat de marmot zijn uitwerpselen achter. De zijgangen dienen voornamelijk om te ontsnappen aan roofdieren. Bij de hoofdingang liggen vaak meerdere heuvels uitgegraven grond, die ontbreken bij de ontsnappingsuitgangen. Een verlaten hol van een bosmarmot wordt vaak gebruikt door andere dieren, als katoenstaartkonijnen, opossums, wasberen, stinkdieren en vossen.
De bosmarmot ontwikkelt aan het eind van de zomer of het begin van de herfst een dikke vetlaag voor de winterslaap. In de herfst graaft hij een diep winterhol met een slaapkamer. Hier brengt hij de gehele winter door, opgerold op een bedje van gras. Tijdens de winterslaap daalt zijn lichaamstemperatuur tot 4 °C, de ademhalingsfrequentie tot één keer in de zes minuten en de hartslag van honderd naar vier hartslagen per minuut. Hij ontwaakt weer in het vroege voorjaar, in het noorden van zijn verspreidingsgebied later dan in het zuiden.
Direct na de winterslaap breekt de paartijd aan. Het mannetje gaat op zoek naar een vrouwtje. Als hij een ontvankelijk vrouwtje heeft gevonden, zal hij enkele dagen met haar in hetzelfde hol slapen, de enige keer dat dit voornamelijk solitaire dier zijn hol deelt met een ander volwassen dier. De bosmarmot heeft één worp per jaar. Na een draagtijd van 28 dagen worden in april of begin mei vier of vijf jongen geboren. De jongen zijn bij de geboorte kaal en blind. Enkel het vrouwtje zorgt voor de jongen. Na een maand openen ze hun ogen en kruipen ze al rond. Na twee maanden zijn ze zelfstandig. De bosmarmot is de enige marmottensoort waarvan de jongen binnen een jaar al volgroeid zijn en zich kunnen voortplanten.
De belangrijkste vijanden van de bosmarmot zijn de vos en de mens. Ook worden veel dieren gedood door andere roofdieren en door auto's. Regelmatig zit de bosmarmot rechtop om de omgeving in de gaten te houden. Bij gevaar stoot de bosmarmot een hard, scherp, fluitend geluid uit, gevolgd door enkele zachtere tonen. Hij zal dan rennen naar zijn hol, vanwaar hij naar buiten gluurt. Mocht hij niet in de buurt van zijn hol zijn, zoekt hij een andere schuilplaats op, zoals een boom. Als hij niet naar zijn hol of een andere schuilplek kan rennen, verdedigt hij zich fel. Hij kromt dan zijn rug, springt, zwiept met een stijfrechte staart en klappert met ontblote tanden. Ook kan hij blazen, grommen en gillen.