Agouta
Koninkrijk
Fylum
Onderstam
Klasse
Volgorde
Familie
Soort
SOORTEN
Solenodon paradoxus
Grootte van de populatie
Unknown
Levensduur
11 years
Gewicht
800
28
goz
g oz 
Lengte
49-72
19.3-28.3
cminch
cm inch 

De agouta (Solenodon paradoxus) is een zoogdier dat is ingedeeld bij de orde insecteneters met een totale lichaamslengte van ongeveer 54 cm en een gewicht van zo'n 800 g. Het dier ziet er uit als een hele grote spitsmuis, met een lange, spitse snuit met veel lange en stijve snorharen, hele kleine ogen, en een kale staart. Het is de enige nog soort in het geslacht Solenodon en vormt samen met de almiqui de familie Solenodontidae. Er worden twee ondersoorten onderscheiden. De soort is een van de weinige giftige zoogdieren. Het gif wordt afgegeven via een groef aan de tongkant van de tweede snijtanden van de onderkaak. Deze soort komt uitsluitend voor op het eiland Hispaniola. De agouta is een bedreigde soort, die is opgenomen in bijlage 1 van het Verdrag inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), als gevolg van verlies, fragmentatie en degradatie van leefgebieden, predatie door exotische roofdieren en vervolging door boeren.

Uiterlijk

De agouta is een grote insecteneter die als volgroeide volwassene ongeveer 800 g weegt, met een lichaamsvorm die doet denken aan een grote spitsmuis. De kleur van de vacht kan behoorlijk verschillen maar is tussen het oog en de schouder over het algemeen roestkleurig, met zwart of donkerbruin op bovenkant van de kop en vaak met een witachtige vlek in de nek. Op de rest van het lichaam is de vacht op de rugzijde is schemerig bruin, overgaand van het meest donker nabij de wervelkolom en verkleurend naar bleekgeel aan de zijkanten van het lichaam en de onderkanten van de ledematen. De vacht aan de rugkant bestaat uit overvloedige korte fijne haren en enkele verspreide lange en grove haren met zwarte punten afgewisseld met bleekgele haren. De achterhand is dun behaard. De keel, de bovenborst, de basis van de voorpoten en de onderbuik hebben een diep roestkleur. Vrouwtjes en mannetjes op de voortplantingsorganen na niet te onderscheiden. De lange, kale snuit strekt zich uit tot voorbij de neusbeenderen, met neusgaten die naar de zijkant openen en draagt een dozijn grote snorharen van maximaal 7 cm lang, maar ook kortere, grove haren aan de zijkanten die ook een functie vervullen bij de tast. Er bevinden zich ook nog een tot drie snorharen tussen het oog en de mond en op de middellijn onder de kin ter hoogte van de mondhoek. De oren zijn goed zichtbaar tussen de vacht, blauwgrijs met lichte randen, dun en afgerond. De ogen zijn klein, de oogleden, snuit en poten zijn haarloos, net als de grote, bruine, ratachtige staart. De hoornkleurige klauwen en voorpoten zijn groot en zwaar, aangepast om te graven. Vrouwtjes hebben een enkel paar tepels in de liezen. De penis kan teruggetrokken worden in de buikholte, en daar bevinden zich ook de teelballen. Solenodon paradoxus subsp. paradoxus heeft een gemiddelde lengte van 54 cm (spreiding 48,5-71,5 cm), met een staart tussen 19 en 26 cm, de achterpoot is ongeveer 6,4 cm lang en de oorschelp 2-4 cm. De ondersoort Solenodon paradoxus subsp. woodi is echter in alle delen wat kleiner dan de typische ondersoort.

Laat meer zien

De tandformule van de volwassen agouta is 3.1.3.33.1.3.3 × 2 = 40, dat wil zeggen drie snijtanden, een hoektand, drie valse kiezen en drie ware kiezen in elke helft van de bovenkaak, en diezelfde elementen in de onderkaak. De binnenste twee snijtanden zijn veel groter. De tweede snijtand in de onderkaak heeft een diepe lengtegroef aan de tongkant. De bovenste kiezen hebben een V-vormige kam met de grootste knobbel aan de top van V aan de tongkant van de tand en nog twee andere knobbels. De wervelkolom bestaat uit 7 nekwervels, 16 borstwervels, 4 lendenwervels, 4 heiligbeenwervels en 24 staartwervels, 55 in totaal. De uitsteeksel van de voorste negen borstwervels wijzen scherp naar achteren, nemen in hoogte toe in de eerste drie en vervolgens weer af van de vierde tot de negende borstwervel. De heiligbeenwervels zijn stevig vergroeid. In de staart zijn de uitsteeksels alleen goed ontwikkeld op de eerste drie wervels. Het borstbeen van de agouta bestaat uit zes delen, waarbij het vijfde deel het resultaat is van drie met elkaar vergroeide elementen. Bij volwassen dieren kunnen het scheenbeen en kuitbeen aan de kant van de voet met elkaar vergroeid zijn, maar niet bij onvolgroeide dieren. Bij de almiqui zijn scheen en kuitbeen niet vergroeid. Een uniek bot in de schedel is het zogenoemde os proboscidis dat zich uitstrekt naar voren vanaf de onderrand van de uitwendige neusopening om de slurfachtige snuit te ondersteunen. De jukbeenboog is onvolledig. Bij Solenodon paradoxus subsp. paradoxus is de grootste lengte van de schedel 7,2–9,2 cm. De grootste lengte van het onderkaakbeen is 4,5–5,8 cm. De totale lengte van het dijbeen en het opperarmbeen zijn bij beide tussen 4,1 en 5,1 cm, terwijl de totale lengte van de ellepijp 4,1-5,8 cm is.

Laat minder zien

Video

Verdeling

Geografie

Agouta leefomgevingskaart

Klimaatzones

Agouta leefomgevingskaart
Agouta
Attribution-ShareAlike License

Gewoonten en leefwijze

De agouta is een nachtdier, maar men ziet soms individuen zonnebaden in de vroege ochtend, vooral na regen. De dag wordt doorgebracht in grotten, gaten in kalksteenrotsen en holtes in bomen. De dieren komen af en toe tevoorschijn om zich te ontlasten, te plassen of zichzelf te verzorgen. Holen kunnen complexe systemen zijn van nestkamers en tunnels die zijn gebouwd onder kalkstenen rotsblokken, grote bomen of dode stronken, of direct in de grond.

Laat meer zien

De agouta voedt zich voornamelijk met geleedpotigen, waaronder giftige soorten zoals schorpioenen, duizendpoten en miljoenpoten, maar eet ook bladafval, regenwormen, landslakken, larven, rijst, fruit, krabben en kleine gewervelde landdieren zoals hagedissen, slangen, kikkers, vogels en hun eieren. In gevangenschap worden muizen bejaagd, gedood en opgegeten. De agouta beweegt met zijwaartse bewegingen, lopend met de hele voet op de grond. De staart wordt recht naar achteren gehouden. Hij graaft met voorpoten in aarde en rotte boomstammen, terwijl hij zijn snuit heen en weer beweegt en in gaten en spleten snuffelt om prooien te lokaliseren. Foerageren komt het meest voor in kleine depressies en ravijnen waar aarde en strooisel zich ophopen. Bovengrondse activiteit lijkt af te nemen van december tot maart (droge seizoen), mogelijk omdat minder ongewervelde prooidieren kunnen worden gevonden. De soort vangt slachtoffers door snel zijn voorpoten aan weerszijden van de prooi uit te strekken, terwijl hij zijn kop naar voren schuift en de prooi met zijn mond overspoelt. Bij het vangen van grote prooien zoals muizen in gevangenschap, gebruikt het dier zijn voorpoten om het karkas in kleine stukjes te scheuren. Inheemse vijanden van de agouta zijn onder meer de boa-soort Chilabothrus striatus, de grote ransuil en de kerkuil. Maar geïntroduceerde carnivoren, met name honden, maar ook katten en de Indische mangoeste hebben waarschijnlijk een groter nadelige effect op de populaties van de agouta.

Laat minder zien
Seizoensgebonden gedrag

Paringsgewoonten

In gevangenschap zijn vrouwtjes minder dan een dag lang ontvankelijk met tussenpozen van tien dagen, terwijl mannetjes continu in staat zijn om te paren. De paring kan het hele jaar door plaatsvinden, maar bereikt een hoogtepunt tijdens het droge seizoen.

Populatie

Referenties

1. Agouta artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Agouta
2. Agouta op de IUCN Rode Lijst-site - https://www.iucnredlist.org/species/20321/9186243

Meer fascinerende dieren om over te leren