De Indische egel (Paraechinus micropus) is een zoogdier uit de familie van de egels (Erinaceidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Blyth in 1846.
Na
NachtelijkVl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
In
InsectenetersEen insectivoor is een insectenetend dier of plant. Insectivoor is een term uit de ecologie. Insectivora is een verouderde term uit de systematiek ...
Te
TerrestrischeViviparie of vivipariteit betekent letterlijk levendbarendheid: het verschijnsel dat de juvenielen van een levend wezen direct uit het moederorgani...
Een graafgang is een holte of een tunnel die een dier in de grond heeft gegraven als tijdelijk verblijf, als schuilplaats of als bijproduct van ond...
Po
PolygynandriePo
Polygame dierenPolygamie is een huwelijksvorm waarbij één persoon tegelijkertijd gehuwd is met twee of meer personen.
So
Solitaire dierenAe
AestivatieEstivatie is bij dieren een zomerslaap, de tegenhanger van de winterslaap. Bij planten gaat het om de knopligging, de wijze van onderlinge plaatsin...
Ge
Geen migrantDe winterslaap, ook wel hibernatie is een staat van voortdurende hypothermie. Deze kan een lange periode duren, een aantal dagen, enkele weken en s...
I
begint metDe vachtkleur loopt sterk uiteen, van bijna zwart tot witachtig. Melanistische en albinotische vormen komen in het wild vrij vaak voor, evenals bruin-en-geel gestreepte dieren. De lengte bedraagt 14 tot 23 cm, met een staart van 1 tot 4 cm en een gewicht van 300 tot 450 gram.
Dit dier is aangepast aan het leven in woestijnen, droge struwelen en graslanden. In erg droge of anderszins moeilijke tijden wordt een rustperiode ingelast. Zijn nest bevindt zich vaak in een natuurlijke holte, zoals een rotsspleet, maar soms neemt het dier zich zelf de moeite om voor dat doel zelf een hol te graven. Zijn voedsel bestaat uit insecten, schorpioenen, andere kleine dieren, eieren en aas, dat door het dier vaak wordt verplaatst naar geheime bergplaatsen, om dit bij een latere gelegenheid naar zijn nest over te brengen.
Per worp wordt vaak maar 1 jong geboren, soms 2.