De eland (Alces alces) is het grootste recente zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Cervus alces in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus in de tiende editie van Systema naturae.
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenEen herbivoor, fytofaag of planteneter is een organisme dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt. Dit in tegenstelling tot carnivoren, di...
Fo
FolivoorEen folivoor is een dier dat zich vrijwel uitsluitend met bladeren voedt. Folivoren zijn specialisten binnen de groep herbivoren. Folivore dieren v...
Li
LignivoorTe
TerrestrischePr
Precociale dierenDi
Dieren met een lange nekCu
Cursoriale dierenLe
LevendbarendViviparie of vivipariteit betekent letterlijk levendbarendheid: het verschijnsel dat de juvenielen van een levend wezen direct uit het moederorgani...
Po
Polygame dierenPolygamie is een huwelijksvorm waarbij één persoon tegelijkertijd gehuwd is met twee of meer personen.
So
Solitaire dierenDo
Dominantie hiërarchieGe
Gedeeltelijke migrantM
begint metCa
Canada Provincie dierenBe
Beste hoornsDe eland is een groot dier met een opmerkelijke snuit. De vacht is ruw en grijsbruin van kleur. De rui valt in de lente. De poten zijn lang, waardoor hij in de diepe sneeuw kan lopen, en zijn grijzig wit. Bij vrouwtjes (koeien) loopt deze kleur over tot bij de staart. Volwassen mannetjes (stieren) hebben een baard en een gewei. Elanden hebben een sterk ontwikkeld reuk- en gehoororgaan. Het zicht is echter beperkt.
De eland heeft een kop-romplengte van 200 tot 290 centimeter. Het vrouwtje is ongeveer 25% kleiner dan het mannetje. Het mannetje heeft een schofthoogte van 180 tot 220 centimeter en een lichaamsgewicht van 320 tot 800 kilogram, het vrouwtje een schoft van 150 tot 170 centimeter en een gewicht van 275 tot 375 kilogram. De staart is vrij klein, en wordt slechts 7 tot 10 centimeter lang. Het gewei kan gemakkelijk een spanwijdte bereiken van 2 meter.
Elandstieren hebben over het algemeen een breed, bladvormig schoffelgewei met korte uitsteeksels, maar er zijn ook individuen met een takvormig stanggewei. Het voorkomen van beide typen is geografisch bepaald: zo hebben stieren in het zuiden van Scandinavië vaker een stanggewei en in het noorden van Scandinavië vaker een schoffelgewei. Met name grote schoffelgeweien zijn geliefde jachttrofeeën. Het gewei wordt ieder jaar tussen december en maart afgeworpen. In april zal het weer aangroeien, en in augustus of september of oktober wordt de basthuid afgeschuurd.
De eland komt voornamelijk voor in naaldbossen. Hij heeft een voorkeur voor meer drassige streken als riviervalleien en meren. De eland is een uitstekende zwemmer en is regelmatig in het water te vinden. 's Winters zoekt hij drogere gebieden op.
herfst eet hij vaker granen. 's Winters eet een eland gemiddeld zo'n tien kilogram aan twijgen en scheuten per dag.
De eland komt voornamelijk voor in naaldbossen. Hij heeft een voorkeur voor meer drassige streken als riviervalleien en meren. De eland is een uitstekende zwemmer en is regelmatig in het water te vinden. 's Winters zoekt hij drogere gebieden op.
Er is geen overeenstemming onder taxonomen voor wat betreft de te onderscheiden ondersoorten. Wilson & Mittermeier (2011) onderscheiden er negen, waarvan er één is uitgestorven:
De Europese eland komt voor in Fennoscandinavië, de Baltische staten, Tsjechië, Polen en Wit-Rusland. Sinds 2012 wordt deze ondersoort ook weer gezien in Duitsland. Elanden uit Polen steken de grens over en verblijven enige tijd in het oostelijke deel van Duitsland, zoals in de deelstaat Brandenburg. Ook zijn er elanden gezien in het Beierse Woud, deze zijn afkomstig uit Tsjechië.
Elanden leven over het algemeen solitair. 's Winters kunnen ze zich echter verzamelen in kleine gemengde kudden. Een volwassen vrouwtje is in deze groepen de leider. De meeste elanden zullen niet wegtrekken, maar in Rusland kan het dier wel 150 kilometer reizen van de zomer- naar de wintergebieden. In de bronsttijd trekt een mannetje enkele dagen met een vrouwtje op.
De kalveren worden geboren na een draagtijd van 235 dagen. Jonge vrouwtjes krijgen meestal slechts één kalf, oudere vrouwtjes krijgen vaker tweelingen. Ook drielingen komen voor. Elandvrouwtjes kunnen nog drachtig zijn als ze twintig jaar oud zijn. Het kalf heeft een roodbruine vacht. Na twee tot drie dagen kan het jong zijn moeder volgen.
Het kalf weegt bij de geboorte zo'n 11 tot 16 kilogram. Binnen een maand verdubbelt het zijn lichaamsgewicht. Daarna groeit het één kilogram per dag. Aan het einde van de eerste herfst zal bij het mannetje het eerste gewei gaan groeien.
Het kalf blijft bij zijn moeder tot tien of vijftien dagen voordat de moeder het volgende kalf zal werpen. Dan zal de moeder haar jong wegjagen. De eland wordt over het algemeen in het tweede jaar geslachtsrijp. Hij kan maximaal 27 jaar oud worden.