Berg

Kilimanjaro (berg)

0 soorten

De Kilimanjaro is een bergmassief in de gelijknamige regio in het noordoosten van Tanzania. Het massief bestaat uit drie aaneengesloten stratovulkanen die in de periode tussen 2,5 miljoen en 150 000 jaar geleden zijn ontstaan: de Shira, de Mawenzi en de Kibo. De Shira is de oudste van deze drie. Deze uitgedoofde vulkaan is voor een groot deel ingestort en bestaat enkel nog uit een gekartelde bergkam. De later ontstane Mawenzi, inmiddels eveneens uitgedoofd, is de op twee na hoogste berg in Afrika. De jongste vulkaan van de Kilimanjaro is de Kibo, een slapende vulkaan. Met 5895 meter is dit de hoogste berg van Afrika. De top van de Kibo is over een oppervlakte van ruim elf vierkante kilometer bedekt met gletsjers en ijsvelden.

Door zijn hoogte en de geïsoleerde ligging ten opzichte van overige gebergtes kent de Kilimanjaro een gevarieerde ecologie. De omringende savannes zijn droog en warm en de berghellingen herbergen diverse vegetatiezones, van tropische regenwouden tot toendra's. Deze hellingen werden drieduizend jaar geleden al bewoond en hebben tegenwoordig de status van nationaal park.

In het afgelopen millennium hebben zich rond de Kilimanjaro drie volken gevestigd, de Wachagga, de Ngasa en de Masai. Het bergmassief was voor Arabische karavanen een baken waarmee zij konden navigeren op hun reizen door het Afrikaanse binnenland. Berichten over een besneeuwde berg in tropisch Afrika bereikten Europa in de 19e eeuw. De zendeling Johannes Rebmann was in 1848 de eerste Europeaan die de berg bezocht en vanaf die tijd deden Europese ontdekkingsreizigers en avonturiers pogingen om de berg te beklimmen. In 1889 bereikten Hans Meyer en Ludwig Purtscheller voor het eerst Uhuru Peak, het hoogste punt van de Kibo. De top van de Mawenzi werd na verschillende pogingen voor het eerst bereikt in 1912. In de jaren 30 van de 20e eeuw werd het bergmassief een populaire bestemming voor bergbeklimmers en tegenwoordig wordt de Kilimanjaro jaarlijks door tienduizenden toeristen bezocht.

Klimaat en hydrologie

Het klimaat van de Kilimanjaro wordt in sterke mate beïnvloed door de hoogte van het bergmassief en zijn geïsoleerde positie ten opzichte van overige gebergtes. Overdag stijgen hellingstijgwinden op langs de flanken, 's nachts waaien valwinden vanaf de toppen omlaag. Deze winden hebben een grotere invloed op het klimaat naarmate de hellingen vlakker zijn. De noordelijke hellingen van de Kilimanjaro zijn over het algemeen steiler dan de zuidelijke, waardoor het klimaat aan de noordzijde verschilt van dat aan de zuidkant.

Een andere factor die van invloed is op het klimaat van de Kilimanjaro is de intertropische convergentiezone (afgekort ITCZ), een semi-permanent lagedrukgebied dat, parallel aan de evenaar, als een gordel rond de aarde hangt. Deze lagedrukgordel ontstaat doordat de lucht door de tropische zonnewarmte opstijgt waardoor de luchtdruk daalt en de lucht onstabiel wordt. Dat heeft veel buien tot gevolg, die vaak gepaard gaan met onweer.

De Kilimanjaro kent elk jaar twee regenseizoenen en twee droge seizoenen. Deze seizoenen zijn het gevolg van de jaarlijkse beweging van de ITCZ. In de periode februari-mei beweegt de lagedrukgordel over Tanzania naar het noorden. De Kilimanjaro ontvangt in deze periode veel neerslag. Met het voorbijtrekken van de ITCZ in noordelijke richting worden namelijk zuidoostenwinden aangezogen vanuit de Indische Oceaan. De Kilimanjaro is het eerste hoge obstakel voor deze vochtige winden. Deze worden door het bergmassief omhoog gedwongen, waar het vocht door de lage temperatuur en lage luchtdruk condenseert en vervolgens als regen, sneeuw of hagel neerslaat. Door de windrichting ontvangen de zuidelijke hellingen van de Kilimanjaro aanzienlijk meer neerslag dan de noordelijke.

Daarna volgt de droogste periode van het jaar, die loopt van juli tot oktober. De lagedrukgordel ligt dan te noordelijk om voor veel buien te kunnen zorgen. In november en december volgt een tweede regenperiode omdat de ITCZ opnieuw passeert, nu zuidwaarts. Achter de lagedrukgordel worden nu winden uit Noord-Afrika aangezogen. Die hebben hun vocht voor een groot deel verloren boven het vasteland voor ze de Kilimanjaro bereiken. Daar valt in de tweede regenperiode dan ook minder neerslag dan tijdens het eerste regenseizoen. In de maand januari volgt een korte droge periode, waarin meer neerslag valt dan tijdens de lange droge periode aangezien de lagedrukgordel in januari dichterbij ligt dan in juli.

De vlakke zuidelijke hellingen van de Kilimanjaro ontvangen meer neerslag dan die in het noorden. De jaarlijkse neerslag is aan de zuidkant 800 tot 900 millimeter in de laagste regionen en 1500 tot 2000 millimeter op een hoogte van 1500 meter. In de hellingbossen, die zich bevinden op een hoogte van 2000 tot 2300 meter, valt ongeveer 3000 millimeter neerslag per jaar. Boven de boomgrens valt aanzienlijk minder: ongeveer 200 millimeter. Een groot deel van de neerslag in deze alpiene zone bestaat uit sneeuw en korrelhagel, waarvan het overgrote deel later weer verdampt. Alleen op de gletsjers blijft er het hele jaar door sneeuw liggen.

Op de Kilimanjaro ontspringt een netwerk van stromen, met name aan de nattere en sterker geërodeerde zuidzijde. De rivierstromen van de Kilimanjaro zijn van groot belang voor de irrigatie van de omliggende savannes en het Nationaal park Amboseli, dat veertig kilometer ten noorden van de berg ligt. Enkele stromen komen in het zuidoosten samen en vormen daar de rivier de Lumi. Samen met de Kikuletwa, die op de Mount Meru ontspringt, mondt deze rivier uit in de Pangani, Tanzania's belangrijkste bron van water. Op de Kilimanjaro ontspringt ook de Weruweru, een bergstroom die uitstroomt in de Kikuletwa.

De temperatuur op de Kilimanjaro daalt aanzienlijk naarmate men hoger komt. Terwijl aan de voet van de berg de temperatuur kan oplopen tot boven de 30 °C, bedraagt de gemiddelde temperatuur ter hoogte van de krater van de Kibo −7 °C. Wanneer het gletsjerijs 's nachts door warmtestraling extreem afkoelt, kan de oppervlaktetemperatuur dalen tot −27 °C.

Ecologie

De Kilimanjaro maakt deel uit van het Oostelijk Rift, een van de zeven Afromontane zones, en ligt in een van de dichtst beboste gebieden van Tanzania. Vrijstaande bergen in Afromontane zones hebben door hun geïsoleerde ligging en hun prominentie veelal een ecologie die sterk afwijkt van wat in hun omgeving wordt aangetroffen. Dergelijke vrijstaande bergen worden in de biogeografie ook wel sky islands genoemd. Net als grote, afgelegen echte eilanden herbergen veel sky islands, waaronder de Kilimanjaro, endemische plant- en diersoorten. Als hoge berg met zowel steile als vlakke hellingen heeft de Kilimanjaro bovendien relatief veel ecosystemen, elk met een eigen klimaat en typische flora en fauna.

De vlaktes rond de berg bestaan uit savanne en akkerlanden. De hellingbossen in de montane zone bevatten ongeveer de helft van het totaal aantal vaatplanten dat de Kilimanjaro telt. Deze bossen kunnen worden onderverdeeld in droogbossen, tropische regenwouden, bergbossen en nevelwouden. Voorbij de boomgrens heeft zich een gebied ontwikkeld dat voornamelijk bestaat uit maquis, een vegetatievorm die goed bestand is tegen bosbranden en droogte. Nog hoger ligt de Afroalpiene zone, die ecologisch typisch is voor de hogere bergen van tropisch Afrika. De vegetatie hier is bestand tegen droogte en extreme temperatuurverschillen. Het gedeelte voorbij de sneeuwgrens, de nivale zone, is een gebied waar vrijwel geen vegetatie voorkomt.

In de periode tussen 1883 en 1995 zijn op en rond de Kilimanjaro 154 verschillende soorten zoogdieren geteld, waarvan een groot aantal soorten met uitsterven wordt bedreigd. Sommige bedreigde soorten zijn inmiddels uit het gebied verdwenen, zoals de zwarte neushoorn, de bergrietbok en de klipspringer. Ook het edelhert, dat tijdens de Duitse koloniale periode werd geïntroduceerd voor de jacht, is inmiddels verdwenen. In het gebied zijn bijna 700 vogelsoorten geteld, waarvan 17 soorten met uitsterven worden bedreigd en drie soorten endemisch zijn in Tanzania. Verder komen er tientallen soorten reptielen en amfibieën voor. Een groot deel hiervan leeft in de hellingbossen.

laat minder zien

De Kilimanjaro is een bergmassief in de gelijknamige regio in het noordoosten van Tanzania. Het massief bestaat uit drie aaneengesloten stratovulkanen die in de periode tussen 2,5 miljoen en 150 000 jaar geleden zijn ontstaan: de Shira, de Mawenzi en de Kibo. De Shira is de oudste van deze drie. Deze uitgedoofde vulkaan is voor een groot deel ingestort en bestaat enkel nog uit een gekartelde bergkam. De later ontstane Mawenzi, inmiddels eveneens uitgedoofd, is de op twee na hoogste berg in Afrika. De jongste vulkaan van de Kilimanjaro is de Kibo, een slapende vulkaan. Met 5895 meter is dit de hoogste berg van Afrika. De top van de Kibo is over een oppervlakte van ruim elf vierkante kilometer bedekt met gletsjers en ijsvelden.

Door zijn hoogte en de geïsoleerde ligging ten opzichte van overige gebergtes kent de Kilimanjaro een gevarieerde ecologie. De omringende savannes zijn droog en warm en de berghellingen herbergen diverse vegetatiezones, van tropische regenwouden tot toendra's. Deze hellingen werden drieduizend jaar geleden al bewoond en hebben tegenwoordig de status van nationaal park.

In het afgelopen millennium hebben zich rond de Kilimanjaro drie volken gevestigd, de Wachagga, de Ngasa en de Masai. Het bergmassief was voor Arabische karavanen een baken waarmee zij konden navigeren op hun reizen door het Afrikaanse binnenland. Berichten over een besneeuwde berg in tropisch Afrika bereikten Europa in de 19e eeuw. De zendeling Johannes Rebmann was in 1848 de eerste Europeaan die de berg bezocht en vanaf die tijd deden Europese ontdekkingsreizigers en avonturiers pogingen om de berg te beklimmen. In 1889 bereikten Hans Meyer en Ludwig Purtscheller voor het eerst Uhuru Peak, het hoogste punt van de Kibo. De top van de Mawenzi werd na verschillende pogingen voor het eerst bereikt in 1912. In de jaren 30 van de 20e eeuw werd het bergmassief een populaire bestemming voor bergbeklimmers en tegenwoordig wordt de Kilimanjaro jaarlijks door tienduizenden toeristen bezocht.

Klimaat en hydrologie

Het klimaat van de Kilimanjaro wordt in sterke mate beïnvloed door de hoogte van het bergmassief en zijn geïsoleerde positie ten opzichte van overige gebergtes. Overdag stijgen hellingstijgwinden op langs de flanken, 's nachts waaien valwinden vanaf de toppen omlaag. Deze winden hebben een grotere invloed op het klimaat naarmate de hellingen vlakker zijn. De noordelijke hellingen van de Kilimanjaro zijn over het algemeen steiler dan de zuidelijke, waardoor het klimaat aan de noordzijde verschilt van dat aan de zuidkant.

Een andere factor die van invloed is op het klimaat van de Kilimanjaro is de intertropische convergentiezone (afgekort ITCZ), een semi-permanent lagedrukgebied dat, parallel aan de evenaar, als een gordel rond de aarde hangt. Deze lagedrukgordel ontstaat doordat de lucht door de tropische zonnewarmte opstijgt waardoor de luchtdruk daalt en de lucht onstabiel wordt. Dat heeft veel buien tot gevolg, die vaak gepaard gaan met onweer.

De Kilimanjaro kent elk jaar twee regenseizoenen en twee droge seizoenen. Deze seizoenen zijn het gevolg van de jaarlijkse beweging van de ITCZ. In de periode februari-mei beweegt de lagedrukgordel over Tanzania naar het noorden. De Kilimanjaro ontvangt in deze periode veel neerslag. Met het voorbijtrekken van de ITCZ in noordelijke richting worden namelijk zuidoostenwinden aangezogen vanuit de Indische Oceaan. De Kilimanjaro is het eerste hoge obstakel voor deze vochtige winden. Deze worden door het bergmassief omhoog gedwongen, waar het vocht door de lage temperatuur en lage luchtdruk condenseert en vervolgens als regen, sneeuw of hagel neerslaat. Door de windrichting ontvangen de zuidelijke hellingen van de Kilimanjaro aanzienlijk meer neerslag dan de noordelijke.

Daarna volgt de droogste periode van het jaar, die loopt van juli tot oktober. De lagedrukgordel ligt dan te noordelijk om voor veel buien te kunnen zorgen. In november en december volgt een tweede regenperiode omdat de ITCZ opnieuw passeert, nu zuidwaarts. Achter de lagedrukgordel worden nu winden uit Noord-Afrika aangezogen. Die hebben hun vocht voor een groot deel verloren boven het vasteland voor ze de Kilimanjaro bereiken. Daar valt in de tweede regenperiode dan ook minder neerslag dan tijdens het eerste regenseizoen. In de maand januari volgt een korte droge periode, waarin meer neerslag valt dan tijdens de lange droge periode aangezien de lagedrukgordel in januari dichterbij ligt dan in juli.

De vlakke zuidelijke hellingen van de Kilimanjaro ontvangen meer neerslag dan die in het noorden. De jaarlijkse neerslag is aan de zuidkant 800 tot 900 millimeter in de laagste regionen en 1500 tot 2000 millimeter op een hoogte van 1500 meter. In de hellingbossen, die zich bevinden op een hoogte van 2000 tot 2300 meter, valt ongeveer 3000 millimeter neerslag per jaar. Boven de boomgrens valt aanzienlijk minder: ongeveer 200 millimeter. Een groot deel van de neerslag in deze alpiene zone bestaat uit sneeuw en korrelhagel, waarvan het overgrote deel later weer verdampt. Alleen op de gletsjers blijft er het hele jaar door sneeuw liggen.

Op de Kilimanjaro ontspringt een netwerk van stromen, met name aan de nattere en sterker geërodeerde zuidzijde. De rivierstromen van de Kilimanjaro zijn van groot belang voor de irrigatie van de omliggende savannes en het Nationaal park Amboseli, dat veertig kilometer ten noorden van de berg ligt. Enkele stromen komen in het zuidoosten samen en vormen daar de rivier de Lumi. Samen met de Kikuletwa, die op de Mount Meru ontspringt, mondt deze rivier uit in de Pangani, Tanzania's belangrijkste bron van water. Op de Kilimanjaro ontspringt ook de Weruweru, een bergstroom die uitstroomt in de Kikuletwa.

De temperatuur op de Kilimanjaro daalt aanzienlijk naarmate men hoger komt. Terwijl aan de voet van de berg de temperatuur kan oplopen tot boven de 30 °C, bedraagt de gemiddelde temperatuur ter hoogte van de krater van de Kibo −7 °C. Wanneer het gletsjerijs 's nachts door warmtestraling extreem afkoelt, kan de oppervlaktetemperatuur dalen tot −27 °C.

Ecologie

De Kilimanjaro maakt deel uit van het Oostelijk Rift, een van de zeven Afromontane zones, en ligt in een van de dichtst beboste gebieden van Tanzania. Vrijstaande bergen in Afromontane zones hebben door hun geïsoleerde ligging en hun prominentie veelal een ecologie die sterk afwijkt van wat in hun omgeving wordt aangetroffen. Dergelijke vrijstaande bergen worden in de biogeografie ook wel sky islands genoemd. Net als grote, afgelegen echte eilanden herbergen veel sky islands, waaronder de Kilimanjaro, endemische plant- en diersoorten. Als hoge berg met zowel steile als vlakke hellingen heeft de Kilimanjaro bovendien relatief veel ecosystemen, elk met een eigen klimaat en typische flora en fauna.

De vlaktes rond de berg bestaan uit savanne en akkerlanden. De hellingbossen in de montane zone bevatten ongeveer de helft van het totaal aantal vaatplanten dat de Kilimanjaro telt. Deze bossen kunnen worden onderverdeeld in droogbossen, tropische regenwouden, bergbossen en nevelwouden. Voorbij de boomgrens heeft zich een gebied ontwikkeld dat voornamelijk bestaat uit maquis, een vegetatievorm die goed bestand is tegen bosbranden en droogte. Nog hoger ligt de Afroalpiene zone, die ecologisch typisch is voor de hogere bergen van tropisch Afrika. De vegetatie hier is bestand tegen droogte en extreme temperatuurverschillen. Het gedeelte voorbij de sneeuwgrens, de nivale zone, is een gebied waar vrijwel geen vegetatie voorkomt.

In de periode tussen 1883 en 1995 zijn op en rond de Kilimanjaro 154 verschillende soorten zoogdieren geteld, waarvan een groot aantal soorten met uitsterven wordt bedreigd. Sommige bedreigde soorten zijn inmiddels uit het gebied verdwenen, zoals de zwarte neushoorn, de bergrietbok en de klipspringer. Ook het edelhert, dat tijdens de Duitse koloniale periode werd geïntroduceerd voor de jacht, is inmiddels verdwenen. In het gebied zijn bijna 700 vogelsoorten geteld, waarvan 17 soorten met uitsterven worden bedreigd en drie soorten endemisch zijn in Tanzania. Verder komen er tientallen soorten reptielen en amfibieën voor. Een groot deel hiervan leeft in de hellingbossen.

laat minder zien