De Wijde mantel (Aequipecten opercularis) is een in zee levend tweekleppig weekdier behorend tot de familie van de Mantels (Pectinidae). Het dier werd voor het eerst beschreven in 1758 door Linnaeus als Pecten opercularis.
Een planktivoor is een aquatisch organisme dat zich voedt met plankton, waaronder zoöplankton en fytoplankton.
Een territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Q
begint metDe Wijde mantel heeft een vrij dikschalige, bijna ronde schelp. De umbo (= top) ligt ongeveer in het midden en heeft aan beide kanten een vleugelvormig uitsteeksel, de zogenaamde 'oortjes'. De schelp is ongelijkkleppig: de onderste (=rechter)klep is vlakker dan de bovenste (=linker)klep en ook de vorm van de oortjes verschillen. Vanuit de top lopen 18 tot 25 duidelijke ribben met daartussen een aantal fijnere. De ruimten tussen de ribben zijn ongeveer even breed als de ribben zelf.
Lengte en hoogte tot 100 mm. Strandexemplaren zijn meestal zo'n 50 mm.
Erg variabel: van geelwit tot paarsroze. Strandmateriaal is vaak bruingeel of blauwgrijs verkleurd.
De soort komt algemeen voor in Bretagne. Maar ook op de Waddeneilanden, op de Hinderbanken en op bepaalde plaatsen in Zeeland is de soort vrij algemeen. Verse kleppen en doubletten zijn vrij zeldzame strandvondsten in België en Nederland.Aangespoelde fossiele kleppen en fragmenten zijn plaatselijk minder zeldzaam. De soort is te vinden in de vloedlijn of in schelpenbanken. Jonge exemplaren komen langs de hele kust vrij algemeen voor in schelpengruis en op drijvende voorwerpen.