Het ornaatelfje (Malurus cyaneus) is een vogel uit de familie van de elfjes (Maluridae). De soort komt voor in Australië. De vogel werd op Tasmanië waargenomen en geldig beschreven door de tekenaar en assistent-scheepsarts William Ellis als Motacilla cyanea in de reisbeschrijvingen van de derde reis van James Cook.
Da
DagdierenVl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
In
InsectenetersEen insectivoor is een insectenetend dier of plant. Insectivoor is een term uit de ecologie. Insectivora is een verouderde term uit de systematiek ...
Bo
BoombewonendeTe
TerrestrischeAl
Altrische dierenEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Te
TerritoriaalEen territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Po
PolygynandrieSo
Sociale dierenGe
Geen migrantS
begint metSl
Slimme dierenHet ornaatelfje is 14 cm lang, de staart is gemiddeld 5,9 cm en is relatief kort voor een elfje; de vogel weegt 8 tot 13 gram. De soort vertoont duidelijk seksueel dimorfisme: het mannetje is in het broedseizoen opvallend fraai blauw gekleurd op het voorhoofd, de oorstreek, rug en de staart. De keel, oogstreep en de nek zijn zwart of zeer donkerblauw. Mannetjes na de broedtijd, onvolwassen vogels en vrouwtjes zijn overwegend bruin, van boven donkerder dan van onder.
Het ornaatelfje dat op Tasmanië voorkomt is wat donkerder en groter en wordt als een ondersoort beschouwd.
Het ornaatelfje komt voor in een groot aantal typen leefgebieden in het oosten en zuidoosten van Australië (zie kaartje). De enige voorwaarde is de aanwezigheid van wat dichte ondergroei. Het ornaatelfje wordt aangetroffen in hoog gras, niet al te dicht bos en struikgewas, heidegebieden, maar ook in stadstuinen. Het ornaatelfje heeft zich aangepast aan het stadsmilieu en komt daardoor voor in de buitenwijken van Sydney, Canberra en Melbourne.
De soort telt 6 ondersoorten:
Deze in groepen levende vogels bouwen een overdekt nest van gras en spinrag, aan de binnenkant afgewerkt met veertjes en zaadpluis. Het legsel bestaat uit 2 tot 4 witachtige, gespikkelde eieren, die 12 tot 15 dagen worden bebroed. De jongen verlaten na 10 tot 12 dagen het nest.
Opmerkelijk in het gedrag is het feit dat elfjes enerzijds sociaal monogaam zijn, omdat zij een vaste levenspartner kiezen, terwijl beide partners tegelijkertijd tevens seksueel promiscue zijn.