De geelkruinkwak (Nyctanassa violacea, synoniem: Nycticorax violaceus) is een vogel uit de familie van de reigers uit Midden-Amerika. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 als Ardea violacea gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Na
NachtelijkDa
DagdierenVl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
Te
TerrestrischeWa
WaadvogelsAl
Altrische dierenBo
BoombewonendeCo
CongregatoirOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Een graafgang is een holte of een tunnel die een dier in de grond heeft gegraven als tijdelijk verblijf, als schuilplaats of als bijproduct van ond...
Mo
Monogame dierenMonogamie is het aangaan van een relatie met één partner.Wanneer iemand meerdere malen achtereenvolgens één partner tegelijkertijd heeft, wordt...
So
Sociale dierenKo
KoloniaalEen kolonie is in de biologie een groep van organismen die tot dezelfde soort behoren en die bij elkaar wonen. Het dicht bij elkaar leven biedt ver...
Mi
MigrerendY
begint metDe geelkruinkwak wordt ongeveer 60 cm groot en bereikt een gewicht van om en nabij 625 gram. De vogel heeft een witte tot lichtgele kruin en witte rug. Zodra het broedseizoen aanvangt kleurt de kruin vaak naar een opvallende gele kleur waaraan ze hun naam te danken hebben. Ook heeft hij witte wangen op de voor de rest zwarte kop. De geelkruinkwak heeft een relatief korte spitse donkergrijze snavel.
Het verenkleed van de vogel is lichtgrijs. De veren op de vleugels hebben donkere uiteinden. De poten van de vogel zijn boven de "knieën" geel en gaan daaronder over in een grijze tarsus. Het mannetje en het vrouwtje hebben hetzelfde uiterlijk (geslachten gelijk).
Het verenkleed van de jongen wijkt nog sterk af van dat van de volwassenen. In plaats van grijs zijn de jonge vogels bruin. De jongen hebben gele ogen terwijl de volwassen vogels opvallend rode ogen hebben. Na twee jaar krijgen ze het volwassen verenkleed.
Er worden vijf ondersoorten onderscheiden:IOC:
De vogels komen voor in draslanden met zowel zoet, zout of brakwater.
De geelkruinkwak is zowel een koloniale als solitaire broeder. Ze bouwen hun nesten op stevige takken in bomen en struiken welke in de meeste gevallen boven het water hangen. De nesten bestaan uit takjes, bladeren en veren. Het nest wordt door zowel het mannetje als vrouwtje gemaakt.
Het vrouwtje legt drie tot vijf lichtgroen/blauwe eieren. Ook het mannetje helpt met het uitbroeden van de eieren. De broedtijd bedraagt iets meer dan drie weken. De jongen worden eveneens door beide ouders gevoerd, waarna ze na ongeveer 25 dagen uitvliegen.
De geelkruinkwak heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de populatie werd in 2009 geschat op 0,51 tot 3,6 miljoen individuen. De reiger gaat in aantal achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de geelkruinkwak als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.