Kolibrievlinder
Koninkrijk
Klasse
Volgorde
Familie
Soort
SOORTEN
Macroglossum stellatarum

De kolibrievlinder of onrustvlinder (Macroglossum stellatarum) is een vlinder uit de familie van de pijlstaarten (Sphingidae). De kolibrievlinder is te herkennen aan de grijze tot bruine voorvleugels met twee van elkaar af gelegen donkerbruine, dunne en enigszins grillige strepen aan de bovenzijde. De achtervleugels hebben een oranje kleur aan de bovenzijde. De spanwijdte van de vleugels is ongeveer 5 centimeter.

Laat meer zien

De vlinder wordt beschouwd als een algemeen voorkomende en talrijke soort die niet wordt bedreigd.

De waardplanten van de rupsen bestaan voornamelijk uit walstro (Galium) en meekrap (Rubia tinctorum), maar ook andere planten worden gegeten. De rupsen worden tot 4,5 centimeter lang en zijn groen met witte en gele lengtestrepen. De volwassen vlinders zuigen nectar uit bloemen van plantensoorten uit verschillende plantenfamilies. De kolibrievlinder is overdag actief maar kan ook in de schemering en 's nachts vliegend worden aangetroffen.

Laat minder zien

Uiterlijk

De kolibrievlinder heeft een typische pijlstaartachtige vorm, een gestroomlijnd lichaam en krachtige, gestroomlijnde vleugels. De voorvleugels zijn grijsbruin, de achtervleugels zijn oranjegeel. Aan de brede achterlijfspunt zijn zwarte en witte vlekken aanwezig.

Laat meer zien

De kop van de kolibrievlinder is duidelijk te onderscheiden van de rest van het lichaam. De kop is aan de achterzijde deels onder het borststuk gelegen maar door de duidelijke uitsteeksels is de kop toch duidelijk te zien. De ogen zijn rond en bolvormig, de ogen zijn in het zonlicht gezien groen van kleur. De antennes zijn aan de bovenzijde van de kop gelegen en zijn draadvormig of filiform, ze zijn iets verdikt aan het uiteinde. Aan de punt van de antenne is een klein lobje aanwezig, dat met het blote oog moeilijk te zien is.

De ogen bestaan uit vele kleine deeloogjes die de ommatidiën worden genoemd. Het geheel noemt men het samengesteld oog of facetoog. De voorzijde van het kop wordt beschermd door een verharde plaat die de clypeus wordt genoemd. Bij gave exemplaren is deze bedekt met haren en niet te zien. Bij beschadigde vlinders is de clypeus kaal, de kleur is bruinrood waardoor deze nogal opvalt.

De tong van de vlinder bereikt een lengte van ongeveer twee tot drie centimeter en is net zo lang als het lichaam. De tong wordt wel roltong of proboscis genoemd, omdat de tong in rust wordt opgerold. De tong bestaat uit twee uitsteeksels van de onderkaak, die samensmelten nadat de vlinder uit de pop is gekropen. De buisvormige roltong kan door de lengte diep in bloemen worden gestoken.

Laat minder zien

Verdeling

Geografie

Op de verspreidingskaart rechts is het leefgebied van de vlinder aangegeven. Het verspreidingsgebied bestaat uit drie delen, die op de kaart zijn gemarkeerd met verschillende kleuren. In het groene gebied overleeft de vlinder het hele jaar. In het blauwe gebied komt de kolibrievlinder 's zomers voor en in het gele gebied kan de vlinder 's winters voorkomen. Het leefgebied strekt zich uit van Noord-Afrika, Europa en via China tot in Japan.

Laat meer zien

In het blauwe gebied is de kolibrievlinder alleen als zomergast te vinden ten noorden van het natuurlijke verspreidingsgebied. Het verspreidingsgebied loopt van IJsland en Groot-Brittannië tot oostelijk via Azië tot het noorden van Japan. In Groot-Brittannië is de soort tot op de Shetlandeilanden aangetroffen, in het noorden van Schotland. Meestal komt de vlinder hier en in Ierland voornamelijk in het zuiden voor. De vlinder komt als zomergast voor in de landen uiterst noordoostelijk China, Estland, Finland, Groot-Brittannië, oostelijk Duitsland, Hongarije, Ierland, noordelijk Italië, IJsland, noordelijke eilanden van Japan, noordelijk Kazachstan, Letland, Litouwen, Moldavië, Mongolië, Noord-Korea, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, noordelijk en centraal Roemenië, Slowakije, Tsjechië, Wit-Rusland, zuidelijk Rusland, Zweden en Zwitserland.

In het groene gebied is de vlinder het gehele jaar aan te treffen, het is hier een standvlinder. Het verspreidingsgebied loopt van noordelijk Afrika en zuidelijk Europa tot in Anatolië en noordelijk Zuidoost-Azië tot in Japan. De vlinder komt als standvlinder voor in de landen Afghanistan, Albanië, Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, centraal en zuidelijk China, Cyprus, westelijk Duitsland, Egypte, Frankrijk, Georgië, Griekenland, Hongarije, uiterst noordelijk India, Irak, Iran, Israël, Italië, Jordanië, zuidelijk Kazachstan, Kroatië, Libanon, Libië, Marokko, Mauritanië, Nederland, Noord-Macedonië, Oezbekistan, noordelijk Oman, grote delen van Pakistan, Portugal, zuidelijk Roemenië, Saoedi-Arabië, Senegal, Slovenië, Spanje, Syrië, Taiwan, Turkije, Turkmenistan, Verenigde Arabische Emiraten en Zuid-Korea.

In het gele gebied komt de vlinder alleen voor als wintergast, ten zuiden van het natuurlijke verspreidingsgebied. Het verspreidingsgebied bestaat uit een brede strook van noordwestelijk Afrika en het andere deel van iets ten westen van India tot noordelijk Zuidoost-Azië. De vlinder komt als wintergast voor in de landen noordoostelijk Mali, zuidelijk Mauritanië, noordelijk Niger, Senegal, zuidelijk Libië en uiterst noordelijk Tsjaad.

De kolibrievlinder kan in hooggebergten worden waargenomen tot een hoogte van 3000 meter boven zeeniveau. Ook in poolgebieden zoals de kuststreken van de noordelijke Noordelijke IJszee wordt de vlinder wel gevonden. De vlinders trekken het ene jaar massaal naar het noorden vanuit het Middellandse Zeegebied maar in andere jaren zijn ze juist zeldzaam. In westelijk en noordelijk Europa kan de vlinder echter niet overwinteren. In streken waar het vriest sterven de dieren vaak na de eerste nachtvorst. Er zijn wel waarnemingen bekend van overwinterende dieren maar deze trekken vaak naar het zuiden en vestigen zich niet permanent.

Laat minder zien

Bioom

Klimaatzones

Gewoonten en leefwijze

Dieet en voeding

De rupsen leven voornamelijk van planten uit de familie sterbladigenfamilie (Rubiaceae), daarnaast worden ook soorten uit de valeriaanfamilie (Valerianaceae) en de anjerfamilie (Caryophyllaceae) gegeten. Er is een grote voorkeur voor soorten uit het geslacht walstro (Galium) maar ook planten uit het geslacht meekrap (Rubia) worden vaak van eieren voorzien. Meekrap is een gewas dat als verfstof werd gebruikt en veelvuldig werd geteeld, in Nederland onder andere in Zeeland. Toen er echter betere kleurstoffen werden uitgevonden was het gewas rond de jaren 70 van de negentiende eeuw niet meer interessant voor de teelt en werd het vervangen voor suikerbieten.

Laat meer zien

Soms worden eieren op andere planten afgezet, zoals Plocama (vroeger: Gaillonia), Centranthus, muur (Stellaria) en basterdwederik (Epilobium). De rupsen worden vaak aangetroffen bij de larven van klein avondrood (Deilephila porcellus), die dezelfde habitatvoorkeuren hebben.

Tijdens het drinken van de nectar zweeft de vlinder voor de bloem (zie de afbeelding hiernaast). De kolibrievlinder hoeft dus niet op de bloem te landen zoals veel andere vlinders doen. Aangezien de vlinders iedere dag dezelfde bloemen opzoeken beschikken ze waarschijnlijk over een goed geheugen.

De kolibrievlinder behoort tot een groep van voornamelijk nachtactieve vlinders, maar is in tegenstelling tot de meeste soorten overdag actief. De vlinder foerageert het liefst op zonnige warme dagen en schuilt bij ongunstige omstandigheden zoals regen. Ook tijdens de schemering in de ochtend en avond kan de vlinder vliegend worden aangetroffen, op zoek naar voedsel. De vlinder vliegt zeer snel en beweegt onrustig van bloem naar bloem. De vleugels maken hierbij een duidelijk zoemend geluid.

De volwassen vlinder heeft een voorkeur voor planten die veel bloemen bevatten en bovendien veel nectar afgeven. Voorbeelden zijn planten uit de geslachten Echium, Jasminum, Nicotiana, vlambloem (Phlox), sleutelbloem (Primula), andoorn (Stachys), Syringa, tulp (Tulipa), Verbena en viooltje (Viola). Ook op kamperfoelie (Lonicera) en Buddleja wordt de vlinder veel gezien.

De belangrijkste vorm van verdediging tegen vijanden is de onopvallende camouflagekleur. In rust bevindt de vlinder zich vaak verticaal op het oppervlak, met de kop naar boven, op een variabele ondergrond zoals rotsen, boomstammen en ook muren. Het dier valt hier door de bruine kleuren en donkere strepen niet op. De kolibrievlinder kent geen vorm van actieve verdediging, zoals piepen of bijten.

Vijanden van zowel de rups als de vlinder zijn verschillende vogels. De rups wordt door verschillende groepen van insecten geparasiteerd. Voorbeelden zijn de gewone sluipwespen uit de familie Ichneumonidae; Amblyjoppa fuscipennis en Ischnus migrator. Daarnaast worden de rupsen geparasiteerd door enkele soorten schildwespen (Braconidae) zoals de soort Cotesia glomeratus. Ten slotte worden de rupsen aangetast door enkele soorten sluipvliegen (Tachinidae), zoals Exorista larvarum en Oswaldia spectabilis. Al deze soorten zetten hun eitjes af in de rups of pop, waarna de larven van de parasiet zich in de larve van de kolibrievlinder ontwikkelen. De rups of pop gaat hieraan ten onder, de wespen en vliegen zijn dus parasitoïden.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

De kolibrievlinder heeft een ontwikkelingscyclus die gelijk is aan andere vlinders. De vlinder zet eieren af waaruit de rupsen verschijnen. De rupsen eten zich vol waarbij ze stapsgewijs groeien door te vervellen. Vervolgens verpopt de rups en komt de volwassen vlinder tevoorschijn. De duur van de gehele cyclus is een paar maanden.

Laat meer zien

In het voorjaar vindt de paring plaatst, hierbij zoeken de mannetjes en vrouwtjes elkaar op. De kolibrievlinder is een van de weinige soorten pijlstaartvlinders die in staat is om te vliegen tijdens de paring, bij andere soorten hangen de dieren aan een tak tijdens de copulatie. De paring duurt maximaal ongeveer een uur. Na de paring gaat het vrouwtje op zoek naar voedsel voor de ontwikkeling van de eieren.

De kolibrievlinder is net zoals alle vlinders eierleggend. De eieren worden vrijwel altijd afgezet op planten uit het geslacht walstro (Galium) zoals geel walstro (Galium verum) en glad walstro (Galium mollugo). De eieren worden individueel afgezet en niet in groepjes zoals bij andere vlinders voorkomt. Voordat een ei wordt afgezet inspecteert het vrouwtje de locatie nauwkeurig. Er worden tot 200 eieren afgezet waardoor het afzetten van de eieren veel tijd in beslag neemt.

Het ei heeft een doorsnede van ongeveer één millimeter en is bleekgroen van kleur. De eieren zijn bolvormig en rond en hebben een duidelijke glans. Het ei van de kolibrievlinder lijkt uiterlijk sprekend op de zich ontwikkelende bloemknoppen van verschillende soorten walstro. Dit is geen toeval; zo zijn de eieren goed gecamoufleerd tegen roofdieren. Een dergelijke vorm van camouflage waarbij een dier of plant op een andere object lijkt, wordt mimicry genoemd. Het ei komt na zes tot acht dagen uit waarbij de rups verschijnt.

Laat minder zien

Populatie

Referenties

1. Kolibrievlinder artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Kolibrievlinder

Meer fascinerende dieren om over te leren