Waterspreeuwen

6 soorten

Waterspreeuwen zijn kleine, dikke, stevige, kortstaartige, kortvleugelige vogels met sterke poten. Ze zijn uniek onder zangvogels vanwege hun vermogen om onder water te duiken en zwemmen. Dippers hebben een karakteristieke dobberende beweging wanneer ze naast het water zitten, vandaar hun naam. Terwijl ze onder water zijn, zijn ze bedekt met een dunne, zilverachtige luchtfilm, doordat er kleine belletjes op het oppervlak van het verenkleed zitten. Dippers komen voor in Amerika, Europa en Azië. In tegenstelling tot veel watervogels, lijken waterspreeuwen over het algemeen qua vorm op veel terrestrische vogels, maar ze hebben wel enkele morfologische en fysiologische aanpassingen aan hun watergewoonten. Ze hebben stevige botten ontwikkeld om hun drijfvermogen te verminderen, en hun vleugels zijn relatief kort maar sterk gespierd, waardoor ze als vinnen onder water kunnen worden gebruikt. Het verenkleed is dicht met een grote gladde klier om hun veren waterdicht te maken. Relatief lange poten en scherpe klauwen stellen hen in staat zich vast te houden aan rotsen in snel stromend water. Hun ogen hebben goed ontwikkelde focusspieren die het zicht onder water verbeteren en ze hebben neusflappen om te voorkomen dat er water in hun neusgaten komt.
laat minder zien
Waterspreeuwen zijn kleine, dikke, stevige, kortstaartige, kortvleugelige vogels met sterke poten. Ze zijn uniek onder zangvogels vanwege hun vermogen om onder water te duiken en zwemmen. Dippers hebben een karakteristieke dobberende beweging wanneer ze naast het water zitten, vandaar hun naam. Terwijl ze onder water zijn, zijn ze bedekt met een dunne, zilverachtige luchtfilm, doordat er kleine belletjes op het oppervlak van het verenkleed zitten. Dippers komen voor in Amerika, Europa en Azië. In tegenstelling tot veel watervogels, lijken waterspreeuwen over het algemeen qua vorm op veel terrestrische vogels, maar ze hebben wel enkele morfologische en fysiologische aanpassingen aan hun watergewoonten. Ze hebben stevige botten ontwikkeld om hun drijfvermogen te verminderen, en hun vleugels zijn relatief kort maar sterk gespierd, waardoor ze als vinnen onder water kunnen worden gebruikt. Het verenkleed is dicht met een grote gladde klier om hun veren waterdicht te maken. Relatief lange poten en scherpe klauwen stellen hen in staat zich vast te houden aan rotsen in snel stromend water. Hun ogen hebben goed ontwikkelde focusspieren die het zicht onder water verbeteren en ze hebben neusflappen om te voorkomen dat er water in hun neusgaten komt.
laat minder zien