Weide-adder
Da
DagdierenVl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
Te
TerrestrischeBo
BoombewonendeRo
RoofdierenPredatie is het vangen, doden en opeten door een organisme, meestal een dier, van een ander dier, het prooidier. Predatoren worden ook natuurlijke ...
Le
LevendbarendOvoviviparie is het verschijnsel waarbij dieren zich voortplanten door middel van eieren die in het lichaam van de moeder worden bevrucht en uitgeb...
Gi
GiftigGe
Gevaarlijk voor mensenOv
Over het algemeen solitaire dierenIn
In winterslaapDe winterslaap, ook wel hibernatie is een staat van voortdurende hypothermie. Deze kan een lange periode duren, een aantal dagen, enkele weken en s...
M
begint metDe spitssnuitadder is een kleine soort die gemiddeld ongeveer 40 centimeter lang wordt en maximaal 60 cm bereikt. Hiermee is het de kleinste adder in Europa. De slang heeft geen echt spitse snuit, maar omdat de kop lang niet zo breed is als veel andere adders lijkt de kop smaller. De openingen waar de infraroodzintuigen zitten zijn duidelijk te zien en deze soort heeft geen punt op de neus zoals de zandadder (Vipera ammodydes). De kleuren en patronen van deze soort wijken niet veel van elkaar af: de basiskleur is meestal grijsbruin met op het midden van de rug een enkele donker- tot roodbruine, meestal dun zwartomzoomde zigzagstreep; deze is vrij smal en heeft meestal geen grote vlekken die met elkaar verbonden zijn. Vaak ligt de streep in een lichte band die net iets breder is dan de streep zelf. Aan weerskanten van de flanken zijn kleine bruine of zwarte vlekjes aanwezig.
Deze slang komt voor in delen van Europa en leeft in de landen Frankrijk, Oostenrijk, Italië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Servië, Albanië, Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Griekenland, Moldavië en Noord-Macedonië. Het areaal bestaat meestal uit geïsoleerde populaties, de slang komt vaak slechts voor in een klein deel van voornoemde landen.
De habitat bestaat uit graslanden en rotsige omgevingen. Ook in door de mens aangepaste streken zoals weilanden kan de slang worden gevonden. De soort is aangetroffen van zeeniveau tot op een hoogte van ongeveer 2700 meter boven zeeniveau.
De spitssnuitadder is net als alle adders giftig. Maar het gif van deze soort is alleen dodelijk voor insecten en is, voor zover bekend, ongevaarlijk voor de mens. De kleine giftanden dringen moeilijk door de mensenhuid heen en ook de hoeveelheid gif is in vergelijking met andere soorten klein.
Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten, vooral sprinkhanen. Ook wordt wel jacht gemaakt op hagedissen, die vaak bij de staart worden gegrepen. De hagedis laat zijn staart dan vaak los waarna de spitssnuitadder alleen de staart opeet. De slang is actief van de schemering tot de vroege ochtend, overdag schuilt de adder in rotsspleten en holen. Voornaamste vijanden van de spitssnuitadder zijn grotere slangen, de das, allerlei vogels zoals kraaiachtigen en de slangenarend, en het wild zwijn.
De vrouwtjes zetten geen eieren af maar zijn eierlevendbarend, de jongen komen levend ter wereld. De paring is doorgaans in de maand mei. Het wijfje brengt doorgaans eind augustus, begin september meestal drie tot vier jongen ter wereld.