Soort

Niviventer

17 soorten

Niviventer is een geslacht van knaagdieren uit de muizen en ratten van de Oude Wereld dat voorkomt in Zuidoost-Azië. Deze dieren leven van Noordoost-Pakistan en Jilin (Noordoost-China tot de Indonesische eilanden Borneo, Java, Bali en Sumatra. Dit geslacht is het nauwste verwant aan Dacnomys millardi en Chiromyscus chiropus, en iets minder nauw aan Saxatilomys paulinae, Srilankamys ohiensis en Leopoldamys. Dit geslacht is bekend uit het Vroeg-Plioceen (ongeveer 4.5 miljoen jaar geleden) van de Chinese provincie Shanxi. Een andere fossiele soort is vanaf het Laat-Plioceen bekend in Sichuan en Guizhou. Enkele levende soorten zijn al sinds het Pleistoceen bekend. Uit Thailand komt ook een uitgestorven Pleistocene soort.

Dit geslacht werd lang tot Rattus gerekend, totdat Musser (1981) aantoonde dat het een apart, niet nauw verwant geslacht is. Eerder was de naam Maxomys voor de niviventer-groep gebruikt. Sindsdien is het duidelijk geworden dat Niviventer het belangrijkste geslacht is van een groep van morfologisch gelijkende geslachten, waaronder ook Leopoldamys en Saxatilomys. Dacnomys en Chiromyscus zijn zo nauw verwant aan Niviventer dat het mogelijk is dat bepaalde soorten naar een van die twee geslachten zullen worden verplaatst. N. cremoriventer en N. langbianis lijken sterk op Chiromyscus chiropus.

Niviventer is een variabel geslacht. Sommige soorten leven op de grond, andere in bomen. De rugvacht is grijs- of bruinachtig, de buik wit of crèmekleurig tot donkergrijs. Meestal is de staart van boven donkerder dan van beneden. De staart is over het algemeen langer dan het lichaam. De vacht is dicht en soms zacht, maar soms ook half stekelig. De kop-romplengte varieert van 110 tot 208 mm, de staartlengte van 120 tot 270 mm. Het gewicht bedraagt ongeveer 60 tot 80 gram. Vrouwtjes van N. brahma en N. eha hebben 0+1+2=6 mammae, alle andere soorten hebben er 1+1+2=8.

Er zijn ongeveer 17 soorten (naast een onbeschreven soort uit Noord-Myanmar). Deze indeling volgt Musser (1981). De twee fossiele soorten zijn niet in een groep ingedeeld.

laat minder zien

Niviventer is een geslacht van knaagdieren uit de muizen en ratten van de Oude Wereld dat voorkomt in Zuidoost-Azië. Deze dieren leven van Noordoost-Pakistan en Jilin (Noordoost-China tot de Indonesische eilanden Borneo, Java, Bali en Sumatra. Dit geslacht is het nauwste verwant aan Dacnomys millardi en Chiromyscus chiropus, en iets minder nauw aan Saxatilomys paulinae, Srilankamys ohiensis en Leopoldamys. Dit geslacht is bekend uit het Vroeg-Plioceen (ongeveer 4.5 miljoen jaar geleden) van de Chinese provincie Shanxi. Een andere fossiele soort is vanaf het Laat-Plioceen bekend in Sichuan en Guizhou. Enkele levende soorten zijn al sinds het Pleistoceen bekend. Uit Thailand komt ook een uitgestorven Pleistocene soort.

Dit geslacht werd lang tot Rattus gerekend, totdat Musser (1981) aantoonde dat het een apart, niet nauw verwant geslacht is. Eerder was de naam Maxomys voor de niviventer-groep gebruikt. Sindsdien is het duidelijk geworden dat Niviventer het belangrijkste geslacht is van een groep van morfologisch gelijkende geslachten, waaronder ook Leopoldamys en Saxatilomys. Dacnomys en Chiromyscus zijn zo nauw verwant aan Niviventer dat het mogelijk is dat bepaalde soorten naar een van die twee geslachten zullen worden verplaatst. N. cremoriventer en N. langbianis lijken sterk op Chiromyscus chiropus.

Niviventer is een variabel geslacht. Sommige soorten leven op de grond, andere in bomen. De rugvacht is grijs- of bruinachtig, de buik wit of crèmekleurig tot donkergrijs. Meestal is de staart van boven donkerder dan van beneden. De staart is over het algemeen langer dan het lichaam. De vacht is dicht en soms zacht, maar soms ook half stekelig. De kop-romplengte varieert van 110 tot 208 mm, de staartlengte van 120 tot 270 mm. Het gewicht bedraagt ongeveer 60 tot 80 gram. Vrouwtjes van N. brahma en N. eha hebben 0+1+2=6 mammae, alle andere soorten hebben er 1+1+2=8.

Er zijn ongeveer 17 soorten (naast een onbeschreven soort uit Noord-Myanmar). Deze indeling volgt Musser (1981). De twee fossiele soorten zijn niet in een groep ingedeeld.

laat minder zien