Rieppeleon brevicaudatus is een hagedis uit de familie kameleons (Chamaeleonidae).
De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst voorgesteld door Paul Matschie in 1892. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Chamaeleon (Brookesia) brevicaudatus gebruikt en later werd de soort tot de kortstaartkameleons (Brookesia) gerekend. Er is nog geen Nederlandse naam voor deze kameleon, die tot 2004 onder het geslacht Rhampholeon werd gerekend.
Een insectivoor is een insectenetend dier of plant. Insectivoor is een term uit de ecologie. Insectivora is een verouderde term uit de systematiek ...
Te
TerrestrischeOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Ge
Geen migrantR
begint metMet een totale lengte van 8 centimeter blijft deze soort zeer klein en vanwege het sterk zijwaarts afgeplatte lichaam en bladrand-achtige rugkam gaat de kameleon volledig op in zijn omgeving; de strooisellaag van het bos. Ook de nerf-achtige ribben en donkere flankstreep versterken de gelijkenis met een dood en verdord blad. Rieppeleon brevicaudatus komt voor in noordoostelijk Tanzania en leeft in bergstreken op de bodem of in struiken vlak daarboven. De habitat bestaat uit de strooisellaag met een hoge luchtvochtigheid, hogere temperaturen worden getolereerd maar de kameleon prefereert wat lagere temperaturen dan veel andere soorten vanwege zijn bergbewonende levenswijze.
Rieppeleon brevicaudatus komt voor in delen van Afrika en leeft in de landen Tanzania en Kenia. De habitat bestaat uit vochtige tropische en subtropische bossen, zowel in laaglanden als in bergstreken. De soort is aangetroffen van zeeniveau tot op een hoogte van ongeveer 1200 meter boven zeeniveau.
Het voedsel bestaat uit allerlei kleine ongewervelden die op of dicht bij de bodem leven. De voortplanting van deze soort wordt niet geremd door de zachte winter en gaat het hele jaar door. Per legsel worden niet meer dan vier eitjes afgezet, de jongen groeien zeer snel en zijn al na drie tot vier maanden in staat nageslacht te produceren. De vruchtbaarheid van deze eitjes is bij veel soorten aanmerkelijk lager dan die van wat volgroeide dieren, en voortplanting van zeer jonge dieren is waarschijnlijk schadelijk.