De feezwaluw (Petrochelidon ariel) is een zangvogel die behoort tot de familie zwaluwen (Hirundinidae). Hij broedt vrijwel alleen in Australië. Sommige feezwaluwen overwinteren in Australië, terwijl anderen naar omliggende eilanden trekken.
Een insectivoor is een insectenetend dier of plant. Insectivoor is een term uit de ecologie. Insectivora is een verouderde term uit de systematiek ...
Te
TerrestrischeOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Mi
MigrerendF
begint metDe feezwaluw heeft een gedrongen bouw en een korte, lichtgevorkte staart. Gemiddeld heeft de feezwaluw een lichaamslengte van twaalf centimeter en weegt hij elf gram. Volwassen vogels hebben aan de rug- of bovenzijde een iriserend blauwzwart verenkleed, bruine vleugels en staart en een rode kruin en nek. De onder- of buikzijde is vrijwel wit. Mannetjes en vrouwtjes zien er vrijwel gelijk uit, maar de adulten zijn bleker en bruiner.
De feezwaluw is makkelijk te onderscheiden van andere zwaluwen in Australië door zijn lichte onderzijde. De meest voorkomende zwaluw op het continent is de verwante Australische boomzwaluw ((P. nigricans) en heeft een dieper gevorkte staart en een blauwzwarte kop en nek. Tijdens het foerageren vliegt de feezwaluw aanmerkelijk hoger dan de welkomzwaluw (Hirundo neoxena).
Deze soort broedt vrijwel alleen in Australië. Hij migreert in de winter naar allerlei warmere gedeeltes van het continent en steekt soms de oceaan over om de omliggende eilanden te trekken, zoals Nieuw-Guinea en de Indonesische eilanden. De feezwaluw is ook als dwaalgast in Nieuw-Zeeland aangetroffen en mogelijk broedt hij daar sporadisch.
De feezwaluw heeft een voorkeur voor open landschappen met genoeg water in de buurt. In de broedgebieden wordt hij regelmatig aangetroffen in de buurt van zijn nest.
De feezwaluw heeft een trage, fladderende vlucht en jaagt gewoonlijk in grote groepen. Hij voedt zich gewoonlijk hoog in de lucht met vliegende insecten, maar jaagt soms ook laag boven het water. De vogel is erg sociaal en vormt grote groepen, vaak met andere zwaluwsoorten als de Australische boomzwaluw.
Feezwaluwen broeden van augustus tot februari in kleine kolonies. Een kolonie telt meestal enkele tientallen nesten die worden gebouwd in boomholtes in dode bomen en holtes in rivieroevers en rotsen, maar in toenemende mate ook in bruggen, duikers en gebouwen.
Het flesvormige nest wordt van ongeveer duizend stukjes modder vermengd met speeksel gebouwd en bekleed met droog gras en veren. De diameter van het nest is ongeveer 15 centimeter en heeft een ingang van 5 tot 30 centimeter lang. De nesten worden in de kolonie zo dicht tegen elkaar gebouwd dat ze vaak in elkaar overgaan.
Zowel het mannetje als het vrouwtje bouwen het nest, broeden de eieren uit en zorgen voor de jongen. De eieren zijn wit met roodbruine spikkels. Per broedperiode wordt meestal twee à drie broedsels grootgebracht.