De gewone maskerzanger (Geothlypis trichas) is een zangvogel uit de familie Parulidae (Amerikaanse zangers).
Da
DagdierenVl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
In
InsectenetersEen insectivoor is een insectenetend dier of plant. Insectivoor is een term uit de ecologie. Insectivora is een verouderde term uit de systematiek ...
Bo
BoombewonendeTe
TerrestrischeAl
Altrische dierenEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Po
PolygynieSe
Seriële monogamieOv
Over het algemeen solitaire dierenGe
Gedeeltelijke migrantMi
MigrerendC
begint metHet mannetje heeft een grijsomrand zwart gezicht, dat aan de bovenzijde wordt begrensd met een witte tot grijze streep en een geel keelgebied. Het verenkleed aan de onderkant is wit tot bruinachtig, het verenkleed aan de bovenkant olijfgroen. Van de dertien ondersoorten verschillen het gezichtsmasker, de keel en het verenkleed aan de onderkant slechts in geringe mate bij het mannetje. Bij de zuidwestelijke soort is het verenkleed aan de onderkant lichter en het keelgebied geler. De vrouwtjes missen het zwarte gezichtsmasker. De lichaamslengte bedraagt 13 cm.
Gewone maskerzangers broeden in moerassen, weilanden en andere natte biotopen met dichte lage vegetatie, onder andere in Noord-Amerika, van Alaska via Canada tot centraal Mexico. In de winter trekken ze naar Midden-Amerika en zijn ook in West-Europa een zeldzame gast. In sommige regio's is de lokale populatie afgenomen als gevolg van de vernietiging van hun leefgebieden. Gewone maskerzangers worden echter nog steeds vaak in grote aantallen aangetroffen.
Er worden dertien ondersoorten onderscheiden:
Gewone maskerzangers voeden zich voornamelijk met insecten, soms ook zaden, die ze zoeken in dichte vegetatie.
De gewone maskerzanger broedt tussen april en juni. Het vrouwtje legt drie tot vijf witte tot roomwitte eieren met bruine of zwarte vlekken in een komvormig nest, dat bestaat uit gras en schorsdelen en is gevoerd met fijn materiaal, gebouwd in dichte vegetatie. Beide ouders nemen deel aan het grootbrengen van de kuikens, die na ongeveer twaalf dagen uitkomen. Na nog eens acht dagen verlaten de jonge vogels het nest. Een veel voorkomende broedparasiet van de gewone maskerzanger is de bruinkopkoevogel (Molothrus ater).