De purperslak (Nucella lapillus) is een in zee levende kieuwslak. Ze komt voor in de Noordzee en de Atlantische Oceaan van de Straat van Gibraltar tot de poolzee.
De schelp is dikwandig en heeft bolle windingen. Er is een spitse top en een grote laatste winding die aan de onderkant in een kort sifokanaal uitloopt. Er is een sculptuur van spiraalribben. Op de kruispunten van deze ribben en de groeilijnen ontstaan schubjes waardoor het schelpoppervlak heel ruw aanvoelt. Vaak zijn deze schubjes (zeker na de dood van het dier) afgesleten. De kleur van de schelp is variabel: de buitenkant kan wit, bruin, geel, grijs en paars zijn, ook spiraalbanden in twee combinaties van deze kleuren komen regelmatig voor, de binnenkant is wit met bruin of paars.
De soort leeft van de hoogwaterlijn in de getijdenzone tot een waterdiepte van 40 meter. In de Nederlandse kustwateren komt de soort vooral voor op en onder stenen in de getijdenzone.Deze roofslak leeft van zeepokken en jonge mosselen. Grotere, volwassen tweekleppigen belaagt hij door een gaatje in de schelp te boren en ze vervolgens leeg te eten.
De eieren van de purperslak worden in gele flesvormige eierkapsels van circa 8 mm lengte die in vele tientallen dicht bij elkaar staand onder stenen worden afgezet.
De volwassen purperslak heeft een keihard huisje. Dit is ter verdediging tegen predatoren. Veel vogels lusten graag slakken en proberen de schelp op stenen kapot te slaan. Het lukt echter maar weinig soorten om de schelp te breken. Sommige vogels zoals de eidereend slikken de slak met huis en al door. Ook grotere krabben en kreeften zijn vijanden van de purperslak en kunnen het huisje met hun scharen breken.