Lama, Schaapkameel
De lama (Lama glama), soms ook schaapkameel genoemd, is een gedomesticeerd Zuid-Amerikaans hoefdier uit de familie van de kameelachtigen (Camelidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Camelus glama in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus in Systema naturae. De naam "lama" is afkomstig uit het Quechua.
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenEen herbivoor, fytofaag of planteneter is een organisme dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt. Dit in tegenstelling tot carnivoren, di...
Fo
FolivoorEen folivoor is een dier dat zich vrijwel uitsluitend met bladeren voedt. Folivoren zijn specialisten binnen de groep herbivoren. Folivore dieren v...
Te
TerrestrischeCu
Cursoriale dierenTe
TerritoriaalEen territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Le
LevendbarendViviparie of vivipariteit betekent letterlijk levendbarendheid: het verschijnsel dat de juvenielen van een levend wezen direct uit het moederorgani...
Pr
Precociale dierenDi
Dieren met een lange nekPo
PolygynieDo
Dominantie hiërarchieKu
KuddedierenEen kudde is een groep gemeenschappelijk levende zoogdieren. Een kudde biedt de dieren bescherming. Terwijl een aantal dieren rustig aan het grazen...
Ze
Zeer sociaalGe
Geen migrantL
begint metDe lama heeft een schofthoogte van 109 tot 119 centimeter, een kop-romplengte van 120 tot 225 centimeter en een lichaamsgewicht van 130 tot 155 kilogram. De vacht bestaat uit dikke wol. Het gezicht is dunner behaard. De vachtkleur varieert van wit via roodbruin en grijs tot zwart, zowel effen als gevlekt. Er zijn twee rassen, de chaku en de ccara. De chaku, het meer algemene ras, heeft een vrij lange, wollige vacht, de ccara een zeer korte vacht.
Wereldwijd leven er zo'n 3,7 miljoen lama's. In de Andes van Ecuador, Peru, Bolivia, Chili en Noordwest-Argentinië. Hier komt hij het meest voor. Vooral in Bolivia komt hij nog veelvuldig voor: geschat wordt dat hier zo'n 70% van de totale populatie leeft. De lama wordt in Zuid-Amerika traditioneel gebruikt als lastdier en wolleverancier, maar hij wordt hier meer en meer vervangen door de moderne vervoermiddelen en door het schaap als leverancier van wol en vlees. In afgelegen gebieden wordt hij echter nog wel gebruikt. Ook buiten Zuid-Amerika, in de Verenigde Staten, Europa (voornamelijk Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Italië), Australië en Nieuw-Zeeland, wordt de lama gehouden, voornamelijk als gezelschapsdier, maar ook voor de wol. Eind negentiende, begin twintigste eeuw werd het houden van exotische dieren een modeverschijnsel op de Europese landgoederen, waar lama's naast dieren als zebra's, struisvogels, antilopen, kangoeroes en zelfs roofdieren gehouden werden.
De lama voedt zich met allerlei planten en grassen die groeien in de bergen. Hij deponeert zijn uitwerpselen meestal op een vaste plaats.
Een lama staat bekend om zijn typische reactie tegenover (vermeend) gevaar, namelijk spuwen in de richting van zijn belager. Het uitgespuwde mengsel is afkomstig van de voormagen.
De meeste vrouwelijke lama's planten zich voor het eerst voort als ze een jaar of twee zijn. Na een draagtijd van 348 tot 368 dagen komt één jong ter wereld. Een pasgeboren lama weegt 8 tot 16 kilo.