De narwal (Monodon monoceros) is een arctische tandwalvis die behoort tot de familie van de grondeldolfijnen (Monodontidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Het dier wordt ongeveer 4 tot 5 meter lang, waarbij de slagtand niet is meegerekend. De bijnaam van de narwal is eenhoorn van de zee.
De narwal is nauw verwant aan de witte dolfijn of beloega.
Vl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
Vi
VisetersPiscivoor betekent visetend, en is een term in de biologie die gebruikt wordt voor carnivore dieren die vrijwel uitsluitend leven van vissen. Het g...
Wa
WaterdierenEen aquatisch dier of waterdier is een in het water levend dier, dus direct afhankelijk van water. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld landdieren...
Pr
Precociale dierenNa
NatatoriaalCo
CongregatoirLe
LevendbarendViviparie of vivipariteit betekent letterlijk levendbarendheid: het verschijnsel dat de juvenielen van een levend wezen direct uit het moederorgani...
Po
PolygynieSo
Sociale dierenDo
Dominantie hiërarchieMi
MigrerendN
begint metRa
Rare dierenDe narwal is grotendeels wit van kleur, met grijze en zwarte spikkels op hoofd, rug en vinnen.Zijn vinnen zijn relatief klein, ongeveer 30 tot 40 cm lang, en afgerond.Narwals hebben geen rugvin, wel een kleine rugplooi. De ronde staartvin is 100 tot 120 cm breed.
Narwals komen voor in het noordpoolgebied en in het subpolaire gebied, maar vooral in het oostelijke deel van de Canadese noordpool en het westen van Groenland. Ze worden echter ook gezien bij de oostelijke kust van Groenland, bij IJsland, Noorwegen (Spitsbergen) en Rusland. In het oosten van Siberië, Alaska en het westen van de Canadese noordpool zijn het zeldzame verschijningen.
De narwal wordt nauwelijks zuidelijker dan de 70e graad noorderbreedte gevonden. In 1912 werd er één in het Nederlands deel van de Noordzee gevangen. In 2016 werd in België het kadaver van een jonge mannelijke narwal aangetroffen op de Schelde aan de sluis van Wintam nabij Bornem, wat meteen ook de meest zuidelijke waarneming van een narwal in Europa betrof.
Narwals voeden zich met vis, garnalen en inktvissen. Het zijn langzame zwemmers, ze verstoppen zich onder het zee-ijs voor hun natuurlijke vijanden waaronder de ijsbeer, de orka en de walrus. Sommige Inuit jagen op narwals. In Groenland worden daarvoor nog de traditionele methoden gebruikt maar snelle boten en geweren doen steeds meer hun intrede in Noord-Canada. Vroeger werd aan de slagtand bijzondere geneeskracht toegedicht, met name de kracht om gif te neutraliseren.
Narwals paren tussen maart en mei. Na 15 maanden worden de kalfjes in juli en augustus geboren. Een enkele keer wordt een tweeling geboren, maar meestal krijgt de moeder slechts één kalf. Een narwal drinkt één à twee jaar lang moedermelk.