Het verenkleed bestaat uit een kastanjebruine bovenzijde en een grijswitte onderzijde met een oranjeroze borst.
De soort telt vijf ondersoorten:
eidingsgebied zijn standvogels, de overige vogels trekken 's winters naar Pakistan, India, Zuidoost-Azië en het zuiden van Japan.
De soort telt vijf ondersoorten:
De oosterse tortel is een dwaalgast die eind 2009 voor het eerst in Nederland is waargenomen. Toen verbleef er een hele winter lang een vogel in het Friese Wergea. Daarna is het aantal waarnemingen vrij snel toegenomen tot in totaal elf (stand 2021). Opvallend is dat tot dusver alle waarnemingen in de wintermaanden hebben plaatsgevonden.
De oosterse tortel maakt zijn nest in een boom en legt hierin twee witte eieren.