Vogelbekdier
Koninkrijk
Fylum
Onderstam
Klasse
Volgorde
Familie
Soort
SOORTEN
Ornithorhynchus anatinus
Grootte van de populatie
Unknown
Levensduur
12-20 years
Top snelheid
35
22
km/hmph
km/h mph 
Gewicht
0.7-2.4
1.5-5.3
kglbs
kg lbs 
Lengte
43-50
16.9-19.7
cminch
cm inch 

Het vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus) is een waterminnend zoogdier dat in Oost-Australië en Tasmanië voorkomt. Het is het enige nog levende lid van de familie vogelbekdieren (Ornithorhynchidae) en de onderorde vogelbekdierachtigen (Platypoda), waarvan wel enkele fossiele soorten bekend zijn.

Laat meer zien

Met de vier mierenegels (Tachyglossidae) behoort het dier tot de cloacadieren (Monotremata), een orde die verder alleen uitgestorven diersoorten omvat. De cloacadieren bezitten een cloaca en zijn de enige eierleggende zoogdieren. Vanwege deze eigenschap wordt wel naar het dier verwezen in de discussie over de evolutionaire verwantschap tussen zoogdieren en reptielen.

Het vogelbekdier is het enige zoogdier met een snavel, een flexibel tastorgaan dat het dier gebruikt voor de jacht op ongewervelden op de bodem van rivieren en ondiepe meren. Toen het eerste opgezette exemplaar eind achttiende eeuw westerse natuuronderzoekers bereikte, bracht het forse discussie teweeg. Enkelen beschouwden het als een vervalsing; het vermoeden bestond dat lichaamsdelen van verscheidene diersoorten aan elkaar waren gehecht.

Het vogelbekdier is van groot cultureel belang voor Australië. Het wordt geregeld als mascotte voor het land uitgebeeld. Tot aan het begin van de 20e eeuw werd het vogelbekdier bejaagd vanwege zijn vacht, maar de soort wordt tegenwoordig over zijn hele verspreidingsgebied beschermd. Hoewel het vogelbekdier lijdt onder de gevolgen van habitatverlies, is de soort niet uitdrukkelijk bedreigd.

Laat minder zien

Uiterlijk

Het vogelbekdier is een klein, aan het leven in het water aangepast dier met een opvallende snavel, een cilindrisch gevormd lichaam, een dikke, losse huid en een brede, platte staart. De korte fluwelige vacht lijkt op die van een mol en is waterdicht. Deze vacht is ongeveer 1 cm dik en bestaat uit een onderlaag van wolharen, die zorgen voor een isolerende luchtlaag, en lange dekharen. De vacht bedekt het gehele lichaam, met uitzondering van de poten en snavel. De vacht is sepiabruin tot zwart van kleur, de buik is grijzig zilver tot goudkleurig bruin met gele en/of roze vlekken. De vacht van het vrouwtje is roodachtiger van kleur dan die van het mannetje. Buik- en rugzijde worden gescheiden door een roestkleurige streep. Deze is vooral bij jonge exemplaren duidelijk zichtbaar en vervaagt naarmate de dieren ouder worden. De vacht is fluorescerend in ultraviolet licht.

Laat meer zien

De staart is dun behaard en aan de onderzijde vaak kaal. De staart is dik, breed en plat en aan de behaarde punt afgeknot. De kop van het vogelbekdier is klein en enigszins afgeplat en draagt een voor zoogdieren unieke snavel. Oorschelpen ontbreken, maar er is wel een gehooropening. De ogen van het vogelbekdier zijn klein, met een diameter van gemiddeld 6 millimeter. In tegenstelling tot de ogen van andere zoogdieren hebben die van het vogelbekdier kenmerken die al aanwezig waren bij de eerste viervoeters en nog gezien worden bij amfibieën en longvissen, waaronder dubbele kegeltjes met olieachtige druppels en een kraakbenen schaal waarin de ogen rusten. De ogen en gehoorgang liggen hoog in de kop en bevinden zich in dezelfde huidplooi. Onder deze plooi zit een opvallende lichte vlek. Aan weerszijden van de kop zijn achter de snavel wangzakken aanwezig.

De poten zijn kort en hebben vijf tenen. De voorpoten van een vogelbekdier bevatten grote zwemvliezen, waardoor ze veel stuwkracht leveren en kunnen dienen als peddels. Gravend en lopend op het land worden de zwemvliezen onder de handpalm gevouwen, zodat de grote, brede klauwen vrijkomen. De kleinere achterpoten dragen gedeeltelijk zwemvliezen. Deze dienen bij het zwemmen als roer. De achterpoten hebben scherpe klauwen, die worden gebruikt bij het lopen. Ook kan het vogelbekdier zich hiermee verankeren bij het graven.

De lichaamslengte van het vogelbekdier varieert enigszins, waarbij exemplaren die in het noorden van het areaal voorkomen kleiner blijven in vergelijking met soortgenoten in zuidelijke delen van het verspreidingsgebied. Het mannetje is groter en zwaarder dan het vrouwtje.

Het lichaamsgewicht verschilt per seizoen. Mannetjes worden zwaarder en hebben een gemiddeld lichaamsgewicht van 1 tot 2,4 kg. De kleinere vrouwtjes bereiken een lichaamsgewicht van 0,7 tot 1,6 kg. De kop-romplengte is bij mannetjes 45 tot 60 cm, voor vrouwtjes 39 tot 55 cm. De staartlengte is 10,5 tot 15,2 cm voor mannetjes en 8,5 tot 13 cm voor vrouwtjes. De snavel wordt bij mannetjes gemiddeld 5,8 cm lang, bij vrouwtjes 5,2 cm.

Laat minder zien

Video

Verdeling

Geografie

Het vogelbekdier komt voor in het oosten van Australië, van Queensland tot Victoria, en op Tasmanië. Het komt tevens ten westen van het Groot Australisch Scheidingsgebergte voor, dankzij westwaarts stromende rivieren. De noordgrens van het verspreidingsgebied ligt bij Cooktown. Het is een echte waterbewoner, die enkel permanente, ondiepe zoetwaterbekkens als rivieren, stromen, kreken en meren bewoont, variërende van warmere kustrivieren tot ijskoude bergbeken op 1500 m hoogte. Het vogelbekdier mijdt zout water, maar wordt af en toe in brak water aangetroffen. Langs de wateren moeten aardbanken liggen die geschikt zijn om holen in te graven. Oevervegetatie is eveneens belangrijk. Niet alleen verstevigen plantenwortels de oevers, ook bieden over het water hangende planten beschutting.

Laat meer zien

Mogelijke redenen voor het ontbreken van vogelbekdieren in het noorden van Queensland zijn extreme overstromingen, een te hoge watertemperatuur en de aanwezigheid van krokodillen. Het vogelbekdier kan slecht tegen overstromingen, aangezien de stroming de dieren wegspoelt en de oevers wegslaat waar het zijn hol heeft. Overstromingen die worden veroorzaakt door smeltwater, maken het water bovendien te koud. Ook mijdt het rivieren die jaarlijks droogvallen. Het vogelbekdier kan slecht tegen droogte, omdat het vogelbekdier enkel onder water prooi kan vinden.

De soort kwam tot in de negentiende eeuw voor in Zuid-Australië, maar is hier inmiddels uitgestorven. De enige populatie vogelbekdieren in Zuid-Australië is te vinden op Kangaroo Island, waar de soort in de jaren veertig van de twintigste eeuw met succes werd ingevoerd. In datzelfde decennium werd een poging gedaan om de soort te introduceren in de Mundaring Weir, in het zuidwesten van West-Australië, maar de dieren plantten zich hier niet voort.

Laat minder zien
Vogelbekdier leefomgevingskaart
Vogelbekdier leefomgevingskaart
Vogelbekdier
Attribution-ShareAlike License

Gewoonten en leefwijze

Het vogelbekdier is helemaal afgestemd op leven in het water, waar het 50% van de tijd doorbrengt. Foerageren onder water wisselt het geregeld af met adempauzes aan het wateroppervlak. Anders dan andere kleine waterzoogdieren, zoals otter en bever, zwemt het vogelbekdier voornamelijk met zijn grote voorpoten, die het afwisselend naar voren slaat. De achterpoten en staart dienen als roer en stabilisator. De ogen, gehoorgangen en neusgaten worden bij het duiken afgesloten. Het vogelbekdier kan in het water snelheden bereiken van 3 tot 4 km/uur. Over het algemeen zwemt het echter langzamer. Een duik duurt meestal minder dan 40 seconden, maar het kan tot 5 minuten onder water blijven.

Laat meer zien

Het vogelbekdier kan zich ook op het land voortbewegen, waar het enigszins wijdbeens en waggelend kruipt, als een reptiel. Het loopt daarbij op zijn knokkels, om zijn zwemvliezen te beschermen. Het waagt zich echter enkel op het land als het op zoek is naar nestmateriaal of op weg is naar zijn hol. Op Tasmanië wordt het vaker op land waargenomen, waarschijnlijk omdat de vos daar tot voor kort niet voorkwam.

Het vogelbekdier is het gehele jaar door actief en leeft solitair, de woongebieden kunnen echter overlappen. In rustig water kunnen meerdere dieren tegelijk worden waargenomen, maar ze lijken nauwelijks op elkaar te reageren. Een enkele keer is waargenomen dat dieren een hol deelden. Geslachtsrijpe mannetjes zijn territoriaal in de paartijd en kunnen agressief naar elkaar zijn. Het territorium van een vogelbekdier beslaat één tot meer dan zeven vierkante kilometer. Het dier kan bij het dagelijkse foerageren afstanden afleggen van drie tot vier kilometer.

Het is voornamelijk in de schemering en 's nachts actief. Overdag en bij extreme temperaturen houdt het zich schuil in een zelfgegraven hol in de oever. Het hol wordt gegraven met de voorpoten in stabiele, maar enigszins rulle grond, bij voorkeur nabij boomwortels. Het hol is 5 tot 10 m lang. De eerste gang is even breed als het vogelbekdier zelf. Het hol kent vaak meerdere ingangen, die zich vlak boven de waterspiegel bevinden. Het hol is goed geïsoleerd. In de winter komt de temperatuur niet onder de 14 °C. Als 's zomers de buitentemperatuur 34 °C en de watertemperatuur 24 °C is, is de temperatuur in het hol 18 °C. Aangezien vogelbekdieren makkelijk oververhit raken, vluchten zij bij hoge temperaturen hun hol in. In gevangenschap is waargenomen dat het dier in een torpor kan raken, een staat waarin het dier zijn lichaamstemperatuur en metabolisme laat zakken, als bij winterslaap. Dit gedrag is niet waargenomen bij wilde vogelbekdieren, maar is wel bekend van de verwante mierenegels.

Het vogelbekdier is een zeer diepe slaper, die zelfs bij verstoring niet gewekt wordt. Het vogelbekdier heeft een veel langere remslaap dan andere zoogdieren: gemiddeld acht uur per dag.

Laat minder zien
Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

Het vogelbekdier leeft voornamelijk van in het water levende ongewervelde dieren. Waterinsecten en hun larven vormen de belangrijkste prooi. Vooral de larven van schietmotten worden veel gegeten, gevolgd door de larven van tweevleugeligen, haften, steenvliegen en libellen. Daarnaast eet het waterkevers, waterwantsen, wormen als paardenhaarwormen, weekdieren als waterslakken en kreeftachtigen als garnalen en kreeftjes, en een enkele keer gewervelde dieren, waaronder kikkervisjes, visjes en hun eieren. Vermoedens dat het ook plantaardig materiaal zou eten, zijn onvoldoende onderbouwd. In gevangenschap is waargenomen dat de dagelijkse behoefte binnen een jaar kan wisselen van 14,9 tot 21,2% van het lichaamsgewicht. In gevangenschap is waargenomen dat ze ook goudvissen en muskietenvisjes vangen en eten.

Laat meer zien

Tijdens het foerageren duikt het vogelbekdier geregeld onder. Onder water beweegt het zijn kop heen en weer, zodat zijn snavel elektrische velden kan opvangen. Met zijn snavel zoekt het zijn prooi op de bodem van waterlopen, onder stenen en in het substraat. Soms jaagt het ook op vrij zwemmende dieren. Tijdens het foerageren eet het vogelbekdier ook zand en modder. Mogelijk ondersteunt dit de vertering en dienen substraatdeeltjes om voedsel te vermalen. Het vogelbekdier heeft een maag, maar deze is niet voorzien van spijsverteringsklieren, zodat het voedsel wordt verteerd in de darmen.

Gevangen prooidieren worden opgeslagen in de wangzakken. Als het enkele heeft gevangen, zwemt het naar het wateroppervlak, waar het ze al op zijn buik drijvende opeet. Het blijft hier voor ongeveer 10 seconden, om vervolgens weer onder te duiken. Het kauwt op de prooidieren door ze tussen de verhoornde ribbels en de tong te pletten. Dagelijks kan het de helft van zijn eigen lichaamsgewicht eten.

In de onderhuidse vetlaag van de staart slaat het vogelbekdier vetreserves op. Het kan hier wel 40% van al het lichaamsvet opslaan. De vetlaag is het dikst in de zomer (februari tot mei) en dient om voedselarme perioden in de winter door te komen. Aan het begin van de lente, in oktober en november, is de vetlaag het dunst.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

PARINGSGEDRAG

De paartijd valt in de late winter en de lente. De precieze tijd verschilt per gebied: in Queensland in augustus, in Nieuw-Zuid-Wales in september en in Victoria en Tasmanië in oktober en november. Mannetjes worden dan onderling zeer agressief en vechten voor vrouwtjes of territorium. Tevens worden de testikels en gifklieren groter. Bij de gevechten worden de giftige sporen ingezet. Littekens, voornamelijk op de staart, herinneren aan de gevechten tussen mannetjes. In gevangenschap kunnen bij deze gevechten doden vallen. Aangenomen wordt dat dit in het wild minder vaak gebeurt. Paringen vinden in het water plaats en worden voorafgegaan door achtervolgingen. Het vrouwtje neemt het initiatief tot paren. Zij zwemt onder het mannetje door, dicht tegen hem aan. Het mannetje bijt vervolgens in haar staart, waarna de dieren rondjes draaien. Achtervolgingen en nekbijten worden ook bij dit ritueel waargenomen. Hierna volgt de paring. Het mannetje krult zich bij de paring via de achterzijde om het vrouwtje heen.

Laat meer zien

In de twee weken na de paring graaft het vrouwtje in de rivieroever een gecompliceerd broedhol, dat meestal 7 tot 10 m lang is, maar wel 17 tot zelfs 30 meter lang kan zijn en 30 cm tot drie meter onder de grond ligt. Het bestaat uit een lange ingang gevolgd door een nauwe gang en een of meerdere nestkamers. De nestkamer is bekleed met een bed van bladeren en nat gras, die het vrouwtje op het land verzamelt en tussen haar staart geklemd naar het hol vervoert. Het hol wordt vervolgens afgesloten door een 20 cm dikke modderlaag. Hierdoor daalt het zuurstofgehalte in het hol. Vogelbekdieren hebben meer hemoglobine en een hogere concentratie rode bloedcellen in het bloed dan andere zoogdieren, zodat ze ook in weinig zuurstofrijke omgevingen kunnen ademhalen.

Twee tot vier weken na de paring legt het vrouwtje in de nestkamer één tot drie, gemiddeld twee, ronde eieren. Deze zijn niet hard en breekbaar maar lederachtig, zoals bij reptielen, en kleven aan elkaar. De eieren zijn 16 tot 18 mm lang en hebben een doorsnede van 14 tot 15 mm. Het wijfje bebroedt ze door het lichaam eromheen te krullen. De eieren worden tussen de buik en staart gehouden. Het vrouwtje verlaat het hol zeer zelden, enkel om eten te zoeken. Wanneer zij het hol toch verlaat, zorgt ze ervoor dat de ingang van de tunnel is afgesloten. Op deze manier beschermt ze haar eieren en jongen tegen vijanden. Tijdens het foerageren kan een vrouwtje soms wel 38 uur wegblijven van het hol.

Na tien tot twaalf dagen komen de eieren uit. Net als reptielen bezitten ze een eitand om het ei te openen. De jongen zijn vlak na het uitsluipen nog blind en hebben nog geen vacht. Ze hebben al krachtige voorpoten maar zwakke achterpoten. Ze zijn ook klein, gemiddeld 25,4 mm lang. Vogelbekdieren hebben geen tepels. De melk vloeit bij het wijfje uit talgklieren van haren, die in melkvelden op haar buik liggen. De melk van het vogelbekdier heeft eenzelfde samenstelling als dat van buideldieren. Een verschil is het relatief hoge gehalte aan laurinezuur, de melk bevat tot 8 procent van dit vetzuur terwijl de melk van andere zoogdieren een aanzienlijk lager percentage bevat.

Bij het zogen gaat het vrouwtje zitten. De melk lekt langs de haren en de jongen likken het op. De ogen openen na 11 weken. De zoogtijd beslaat zeker drie tot vier maanden. Na deze periode verlaten de jongen het hol en kunnen ze zelfstandig eten. Vrouwtjes zijn dan gemiddeld 37 cm lang, mannetjes 41 cm. Het is niet bekend of de jonge dieren na het verlaten van het nest nog melk drinken.

Zodra de jongen op 80% van hun volwassen lichaamslengte zijn, zijn ze zelfstandig en verlaten ze het territorium van het vrouwtje. Waarschijnlijk zijn de dieren na 2 jaar geslachtsrijp. Niet alle vrouwtjes planten zich ieder jaar voort. Wel kunnen zij zich tot late leeftijd voortplanten: in het wild kunnen vrouwtjes van elf jaar en ouder nog jongen grootbrengen.

Het vogelbekdier wordt voor een dier van zijn grootte vrij oud. In gevangenschap behalen dieren geregeld een leeftijd van 15 jaar. In Lone Pine Koala Sanctuary is een vogelbekdier 21 jaar oud geworden. In de natuur bereikt het vogelbekdier een aanzienlijk lagere leeftijd. Geschat wordt dat vrouwtjes in het wild maximaal 13 jaar oud worden, mannetjes maximaal 6 jaar. De gemiddelde leeftijd ligt lager, bij mannetjes 4-5 jaar, bij vrouwtjes 6-8 jaar. Het sterftecijfer lijkt voor volwassen dieren laag te liggen.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

Het vogelbekdier kent weinig natuurlijke vijanden. Krokodillen als de zeekrokodil (Crocodylus porosus) en de zoetwaterkrokodil (Crocodylus johnstoni) grijpen incidenteel een volwassen dier, terwijl jonge dieren ten prooi kunnen vallen aan grotere vissen als palingen en de Murraykabeljauw (Maccullochella peelii). Ook varanen en de ruitpython (Morelia spilota) grijpen af en toe een vogelbekdier, evenals roofvogels als wigstaartwouw en grijze havik. Op het land vormt de geïntroduceerde vos (Vulpes vulpes) een potentiële vijand. Geen van deze dieren lijkt echter geregeld op het dier te jagen.

Laat meer zien

Bij gevaar van bovenaf duikt het snel onder water. Enkel bij verstoring duikt het vogelbekdier met een duidelijk hoorbare plons: normaliter gaat het duiken geruisloos. Vermoed wordt dat deze plons dient als waarschuwingssignaal voor andere vogelbekdieren. Onder water verstoppen vogelbekdieren zich soms door zich klem te zetten onder stenen of boomstammen. Bij acute bedreiging kan een mannetje zijn belager met zijn gifsporen prikken. Het gif is dodelijk voor dieren tot de grootte van een hond.

Het vogelbekdier kent verscheidene parasieten, waaronder protozoën, rondwormen, vlooien en teken als Ixodes ornithorhynchi. Vogelbekdieren hebben in het algemeen weinig last van ziekten. Op Tasmanië hebben de dieren echter veel last van een schimmelziekte, mucormycose genaamd, die huidaandoeningen en zweren veroorzaakt op verschillende delen van het lichaam, waaronder rug, staart en poten, en tot de dood kan leiden. Op het Australische vasteland is deze ziekte nog niet vastgesteld.

Het vogelbekdier lijkt niet bedreigd te zijn en heeft een groot verspreidingsgebied. De IUCN beschouwt het dier als veilig. Er zijn wel aanwijzingen dat op lokaal niveau het aantal afneemt. De belangrijkste bedreiging is een afname van rivieren en stromen door aanhoudende droogte, kanaliseren, waterwinning en overstromingen als gevolg van cyclonen. Verder vormen erosie van oevers en sedimentatie als gevolg van slechte methoden van landbeheer een bedreiging. Verslechtering van waterkwaliteit is een potentiële bedreiging voor lokale populaties, evenals verdrinking in netten en vallen, uitgezet voor vissen en schaaldieren.

Europese kolonisten bejaagden het dier vanaf de negentiende eeuw om zijn pels. Een jager schoot dan met een geweer van groot kaliber in het water. De klap verdoofde de aanwezige vogelbekdieren, die vervolgens naar boven kwamen drijven en door honden werden geapporteerd. Ook werden de dieren gevangen met fuiken. De economische waarde van het bont was echter gering: alhoewel de vacht zeer zacht was, was het van slechte kwaliteit en bovendien lastig te bewerken. In de jaren twintig van de twintigste eeuw werd de jacht verboden.

Een tijd werd gevreesd dat uitgezette forellen een voedselconcurrent voor het vogelbekdier zouden kunnen zijn, maar uit onderzoek is gebleken dat forellen vooral vrijzwemmende insectenlarven eten, terwijl vogelbekdieren op in de bodem levende larven jagen. Bovendien voeden vogelbekdieren zich soms met de eieren van forellen.

Laat minder zien

Leuke weetjes voor kinderen

  • Europese naturalisten dachten eerst dat het vogelbekdier een grap was en dat iemand de snavel van een eend en de staart van een otter aan elkaar had genaaid en zo een dier als een bever had gecreëerd.
  • De naam vogelbekdier komt van het Griekse 'platys', wat breed betekent, en 'pous', wat voet betekent.
  • Het vogelbekdier kan grommen als een puppy.
  • Het vogelbekdier gebruikt zijn snuit om prooien te zoeken. Zijn bek zit onder zijn snuit.
  • Het vogelbekdier gebruikt zijn staart om vet op te slaan, ongeveer 50% van zijn lichaam bestaat uit vet.
  • Vogelbekdieren gebruiken hun voorpoten om te peddelen en sturen met hun achterpoten en staart.

Coloring Pages

Referenties

1. Vogelbekdier artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Vogelbekdier
2. Vogelbekdier op de IUCN Rode Lijst-site - http://www.iucnredlist.org/details/40488/0

Meer fascinerende dieren om over te leren