Rode kamhoen
Het rode kamhoen (Gallus gallus), in de volksmond vaak bankivahoen genoemd, is een vogel uit de orde van de hoendervogels. Dit hoen is de voorouder van het huishoen ofwel de moderne kip.
Mannetjes hebben een bont verenkleed, een rode, vlezige kam en dito lellen. De kleinere vrouwtjes zijn geel- en donkerbruin. De lichaamslengte bedraagt 80 cm en het gewicht 500 tot 1500 gram.
Het bankivahoen woont in familiegroepjes in dichte bossen en is niet groot, ongeveer zo groot als de gemiddelde krielkip. Het bankivahoen is omnivoor, wat verklaart waarom kippen ook alleseters zijn. De snavel van het bankivahoen is vrij scherp, sterk en een beetje krom. Het dier heeft ook scherpe nagels, die geschikt zijn om op de grond te scharrelen. Het zijn vrij plompe vogels die voornamelijk op de bosgrond leven en alleen zo nu en dan vliegen, bijvoorbeeld als ze vluchten en als ze naar hun boomnesten of andere veilige plaatsen gaan.
De hen legt zo'n tien eieren per legsel. Wanneer het eerste legsel in een broedseizoen mislukt, kan zij nog een tweede of eventueel derde legsel produceren. De hen zal, net als een kip, 21 dagen broeden voordat de eieren uitkomen.
Hoe en wanneer het domesticatieproces precies is verlopen, is niet geheel bekend. Zelfs de invloed van andere in het wild levende kamhoendersoorten is niet geheel uitgesloten. We weten ondertussen wel dat het Burma-bankivahoen (G. g. gallus) de belangrijkste voorouder is.
Rond het jaar 3200 v.Chr. werden er al huishoenders gehouden in Azië en vooral in India. Ook zijn er aanwijzingen dat de Egyptenaren en Chinezen reeds kippen hielden vanaf het jaar 1400 v.Chr. In het oude Sumer noemde men het de vogel uit Meluhha. De eerste gedomesticeerde kippen kwamen rond het jaar 700 v.Chr. in Zuid-Europa terecht. Tegenwoordig komen kippen vrijwel overal ter wereld voor.