De sneeuwgans (Anser caerulescens) is een vogel uit de familie van de eendachtigen (Anatidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 als Anas caerulescens gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Het is een vogel van het hoge noorden van Noordoost-Siberië, Alaska, Canada en Groenland, die overwintert in het zuiden van Noord-Amerika. De vogel is dwaalgast in West-Europa, maar broedt daar ook als exoot.
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenFo
FolivoorGr
GraminivoorSe
Semiaquatische dierenWa
WatervogelsPr
Precociale dierenGr
Grazende dierenTe
TerrestrischeTe
TerritoriaalCo
CongregatoirEi
EierleggendMo
Monogame dierenSa
SamenscholendeSo
Sociale dierenKo
KoloniaalMi
MigrerendS
begint metHet is een forse gans met een lengte van 65 tot 75 cm en een spanwijdte van 133 tot 156 cm. De sneeuwgans is wit met zwarte vleugelpunten en roze poten en snavel. Op de ondersnavel zit een donkere verkleuring die het dier een soort grijnslach geeft. De grijnslach is een goed onderscheidingskenmerk met de Ross' gans (A. rossii) die in vrijwel dezelfde streken voorkomt. Beide witte ganzen zijn zeker niet altijd helemaal wit. Zij komen ook met een gedeeltelijk blauwig verenkleed voor. Er is lang gedacht dat de blauwe vorm een andere soort was, maar dat is niet het geval.
In het begin van de 20ste eeuw gingen de populatie-aantallen in Noord-Amerika achteruit. Sinds het midden van de jaren 1970 is het met de vogel echter weer vooruitgegaan. De aantallen hebben een punt bereikt waarbij de toendragebieden waarin zij broeden en de zoutwatermoerassen waarin zij overwinteren ernstig zijn aangetast door hun graasgedrag. Dit levert een ecologisch probleem voor de sneeuwgans zelf en voor andere diersoorten die van deze leefgebieden afhankelijk zijn.
ropa is het een dwaalgast, maar er broeden ook uit gevangenschap ontsnapte vogels in het wild.
In het begin van de 20ste eeuw gingen de populatie-aantallen in Noord-Amerika achteruit. Sinds het midden van de jaren 1970 is het met de vogel echter weer vooruitgegaan. De aantallen hebben een punt bereikt waarbij de toendragebieden waarin zij broeden en de zoutwatermoerassen waarin zij overwinteren ernstig zijn aangetast door hun graasgedrag. Dit levert een ecologisch probleem voor de sneeuwgans zelf en voor andere diersoorten die van deze leefgebieden afhankelijk zijn.
Er worden twee ondersoorten onderscheiden:
De sneeuwgans is in Nederland een wintergast in uiterst klein aantal. Daarnaast zijn er broedgevallen bekend, maar dat zijn waarschijnlijk verwilderde vogels die uit gevangenschap zijn ontsnapt.