De vogel is 54 tot 65 cm lang, heeft een spanwijdte van 128 tot 142 cm en weegt 0,9 tot 1,3 kg. Deze meeuw lijkt sterk op de kleine mantelmeeuw (L. fuscus), maar onderscheidt zich daarvan door grijze poten (in plaats van geel) en hij is wat zwaarder gebouwd en heeft ook een forsere snavel.
De soort telt vijf ondersoorten:
De kelpmeeuw broedt aan de kusten en op eilanden van het zuidelijk halfrond. Buiten de broedtijd houdt de Afrikaanse ondersoort zich uitsluitend op in kustgebieden. Elders, vooral in Zuid-Amerika bezoekt de vogel ook grote meren, rivieren, weilanden en akkerland in het binnenland. In Nieuw-Zeeland wordt de vogel zelfs bij bergmeren aangetroffen.
Het vrouwtje legt meestal twee of drie eieren en beide ouders voeden de jongen.
De grootte van de wereldpopulatie werd in 2012 geschat op 3,3 tot 4,3 miljoen individuen. Men veronderstelt dat de soort in aantal vooruit gaat. Om deze redenen staat de kelpmeeuw als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.