Eikenprocessierups

Eikenprocessierups

Eikenprocessievlinder

Koninkrijk
Klasse
Volgorde
Familie
Soort
SOORTEN
Thaumetopoea processionea

Eikenprocessierups of eikenprocessievlinder (Thaumetopoea processionea) is de naam van een nachtvlinder uit de familie van tandvlinders (Notodontidae). De soort komt voor in delen van Europa en Azië. Het leefgebied bestaat uit streken waar eikenbomen groeien, dit zijn de waardplanten van het rups- of larvestadium van de vlinder.

Laat meer zien

De volwassen vlinder is vrij onopvallend, hij heeft bruine voorvleugels en lichtere achtervleugels. De lichaamslengte is ongeveer veertien tot zeventien millimeter, vrouwtjes worden iets groter dan de mannetjes. De vlinder is voornamelijk bekend vanwege de rups. Het dier overwintert in het ei-stadium en wordt in het voorjaar actief.

De rups is behaard en een deel van de beharing bestaat uit zogenaamde brandharen. Deze worden gebruikt ter verdediging tegen vijanden zoals insectenetende zoogdieren. Als de rupsen of het nest waarin ze zich bevinden of bevonden wordt verstoord, worden de microscopisch kleine brandharen afgegeven aan de lucht. Deze kunnen hevig irriterende ontstekingsreacties aan huid en slijmvliezen veroorzaken. Als de haren worden ingeademd kan dit in extreme gevallen zelfs levensbedreigend zijn. Ook huisdieren zoals honden en vee kunnen nadelige gevolgen ondervinden als ze in contact komen met de rupsen. De rups wordt daarom als een plaaginsect beschouwd.

De eikenprocessierups werd sinds het begin van de jaren negentig steeds algemener in België en Nederland. Het aantal meldingen van overlast nam in de loop der jaren sterk toe en betrof een steeds groter gebied; het dier vestigde zich steeds noordelijker. In de zomer van 2019 verdriedubbelde het aantal meldingen ten opzichte van voorgaande jaren.

Laat minder zien

Uiterlijk

De brandharen veroorzaken verdikte delen van de huid (papels) die kleine blaasjes dragen (vesicula) welke hevige jeuk veroorzaken. Er kunnen tot honderden van dergelijke ontstekingsreacties ontstaan. Doordat vaak gekrabd wordt op de bultjes ontstaan korstjes (strofulus) die na enkele dagen afvallen. Na ongeveer een maand zijn deze veranderd in donker gekleurde plekjes. Ongeveer een week later verdwijnen deze vlekjes. Indien rode bultjes ontstaan op de huid als gevolg van blootstelling wordt aangeraden niet te krabben of te wrijven. Dit zorgt ervoor dat de haartjes dieper doordringen in de huid.

Laat meer zien

De ogen kunnen geïrriteerd raken door de brandharen, in ernstige gevallen kan een ontsteking van het bindvlies van de ogen ontstaan, dit wordt conjunctivitis genoemd. Soms komen patiënten voor waarbij de naaldjes in de oogbol terecht zijn gekomen door migratie. Ze veroorzaken dan chronische oogontstekingen die alleen operatief behandeld kunnen worden.

Eind juli 2019 werd bekend dat veel Nederlandse patiënten ernstige oogklachten kregen als gevolg van blootstelling aan de haartjes van de eikenprocessierups. Ongeveer een kwart van de ondervraagde oogartsen kreeg te maken met patiënten met aan de rups gelateerde oogklachten, variërend van rode ogen tot een sterk verminderd zicht. Bij tien van hen is blijvende oogschade ontstaan. Veel artsen bleken nog niet goed bekend met de symptomen van brandharen in het oog waardoor veel mensen verkeerd of te laat effectief werden behandeld.

Laat minder zien

Verdeling

Geografie

De vlinder komt van oorsprong voor in Zuid- en Centraal-Europa, inclusief delen van Anatolië. Ook in Nederland en België behoort hij inmiddels tot de inheemse soorten.

Laat meer zien

In Europa komt de eikenprocessierups voor in België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Kroatië, Oostenrijk, Rusland, Moldavië, Nederland, Oekraïne, Polen, Roemenië, Slovenië, Spanje, Verenigd Koninkrijk (inclusief de Kanaaleilanden) en Zweden.

In het Verenigd Koninkrijk is de vlinder geïntroduceerd. De rupsen of de eieren zijn meegekomen met eikenbomen die geïmporteerd waren uit Europa. In Denemarken is de soort pas bekend vanaf 1996.

In het Midden-Oosten is de vlinder aangetroffen in de landen Jordanië en Libanon. In Israël is de soort alleen gevonden op de bezette Hermonberg.

De eikenprocessierups verspreidt zich waarschijnlijk deels door de handel in planten. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld boomkwekerijen van waaruit eieren of poppen meeliften met handelsgoed. De eieren en poppen kunnen overleven als ze enige tijd worden opgeslagen, bijvoorbeeld in opslagplaatsen voor haardhout. Als de poppen in een nieuwe omgeving terechtkomen, kunnen de uitsluipende vlinders zich gemakkelijk verspreiden in de omgeving.

De habitat bestaat uit gebieden waarin eikenbomen groeien, zoals bossen, tuinen en lanen.

Verschillende eikensoorten worden binnen het areaal wel gebruikt als waardplant, zoals de wintereik (Quercus petraea), de donzige eik (Quercus pubescens), de pyreneeëneik (Quercus pyrenaica), de hulsteik (Quercus coccifera) en de soorten Quercus boissieri en de Hongaarse eik (Quercus frainetto).

De rups wordt in België en Nederland vooral gesignaleerd in zomereiken langs lanen in steden en dorpen, erfbeplantingen op campings en landgoederen in bosrijke omgevingen. In bossen wordt de rups ook waargenomen, maar in mindere mate waardoor de overlast er beperkter is. Dit komt omdat de rupsen liever in bomen zitten die veel zonlicht ontvangen.

De volwassen vlinders zijn zwervers die geen specifieke habitat hebben.

Laat minder zien

Gewoonten en leefwijze

Dieet en voeding

De rups is bijzonder vraatzuchtig en leeft van de bladeren van planten. De rups is monofaag en heeft een duidelijke voorkeur voor de bomen uit het geslacht eik (Quercus), vooral de zomereik (Quercus robur) en de moseik (Quercus cerris). Deze boomsoorten zijn de voornaamste waardplanten van de rups. Als de rupsen vroeg in het jaar uitkomen, beschikken ze vaak nog niet over voedsel. Ze kunnen tot twee weken zonder maaltijd overleven.

Laat meer zien

De rupsen verplaatsen zich 's nachts, op zoek naar voedsel. Hierbij lopen ze in meerdere rijen dicht achter elkaar aan als in een processie. Overdag zijn ze inactief en schuilen ze tegen de warmte in hun nest. De getalsmatige ontwikkeling van de rups wordt gestimuleerd door droge winters en droge, warme zomers. De vlinder heeft zo geprofiteerd van veranderingen in het klimaat.

De rupsen eten het liefst de jonge blaadjes en de knoppen. Na enige tijd zijn dergelijke voedselrijke delen echter volledig weggevreten en de rupsen beginnen dan aan de oudere bladeren. Er zijn waarnemingen bekend van bomen die geheel ontbladerd werden. Van aangetaste bomen is beschreven dat ze minder en kleinere eikels produceren. De rupsen eten niet het gehele blad maar alleen het bladmoes en de kleinere nerven; de centrale nerven van het blad worden met rust gelaten. Hierdoor blijft een soort 'bladskelet' achter waardoor de vraatschade van de eikenprocessierups makkelijk is te herkennen. De vrouwelijke rupsen eten gemiddeld meer bladeren dan de mannetjes. Doordat er hierdoor minder mast wordt afgezet kan dit nadelige gevolgen hebben voor andere dieren die geheel of gedeeltelijk van eikels leven zoals eekhoorns, muizen en wilde zwijnen.

In uitzonderlijke gevallen raakt de boom zo verzwakt dat deze uiteindelijk afsterft. De rupsen moeten dan zoeken naar een nieuwe voedselbron.

Hierdoor kan de rups ook in andere boomsoorten worden aangetroffen, zoals de beuk (Fagus), de berk (Bertula en Carpinus) en verschillende soorten kastanje (Castanea). Daarnaast wordt de rups soms aangetroffen op bomen als hazelaar (Corylus), meidoorn (Crataegus) en robinia (Robinia). Er is ook wel beschreven dat de rupsen op naaldbomen leven, maar deze waarnemingen zijn vrijwel zeker gebaseerd op verwarring met de gelijkende dennenprocessierups. Soms stappen de rupsen uit eigen beweging over naar een andere boomsoort omdat de jonge eikenblaadjes op de voedselboom opgegeten zijn en er geen ander voedsel meer voorhanden is. Bij harde wind kan het ook voorkomen dat de nesten van de ene naar de andere boom(soort) overwaaien.

De volwassen vlinders eten niet meer, zijn hebben als rups een voedselvoorraad aangelegd voor enkele dagen tot ruim een week. Ze likken soms vloeistoffen op zoals nectar uit bloemen.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

De volwassen vlinders verzamelen zich rond augustus en september rond eikenbomen om te paren en de eieren af te zetten. De vlinders vliegen 's nachts en komen af op licht, vooral de mannetjes. Er zijn overwegend meer mannetjes dan vrouwtjes; uit een onderzoek uit Spanje bleek dat de verhouding mannetjes op vrouwtjes gelijk staat aan 1 op 0,59.

Laat meer zien

Net als bij veel andere vlinders blijven de vrouwtjes dikwijls rond hun geboortegrond en gaan de mannetjes op zoek naar een vrouwtje om te paren. De vrouwtjes verplaatsen zich doorgaans niet meer dan twee tot vier kilometer van hun geboorteplaats, maximaal tot tien kilometer. De mannetjes kunnen hierbij grote afstanden afleggen. Van een exemplaar werd vastgesteld dat de vlinder van Frankrijk naar Groot-Brittannië is gevlogen.

Het vrouwtje scheidt een geurstof af (feromonen) dat de mannetjes aantrekt. De mannetjes sterven vrijwel direct na de paring. De vrouwtjes zetten eerst hun eieren af op een of meerdere eikenbomen voordat ze doodgaan. Begin september zetten de vrouwtjesvlinders hun eitjes af in scheuren op de stam of op de takken van eikenbomen.

De eikenprocessierups is univoltien, dat wil zeggen dat er slechts een enkele generatie per jaar is. Ook alle andere ongeveer 40 processievlinders die in de wereld voorkomen kennen altijd een enkele generatie.

De eieren zijn in vergelijking met andere soorten uit het geslacht Thaumetopoea relatief klein en hebben een puntige bovenzijde. De eieren hebben een diameter van ongeveer twee millimeter en hebben een dunne, harde schaal. Het aantal eieren per legsel varieert van dertig tot driehonderd.

De eitjes worden in een langwerpig, plakkaat-achtig spinselpakket afgezet aan de zuidzijde van een eik. Ze worden gewoonlijk gedeponeerd op takken die een leeftijd hebben van drie tot vijf jaar. Nadat ze zijn afgezet worden de eieren bedekt met een kleverige substantie.

Een deel van de eieren gaat verloren doordat ze niet uitkomen of als gevolg van parasitisme of predatie door andere dieren. Van een populatie in Bulgarije is beschreven dat 2,1 tot 4,5 procent van de eieren niet uitkomt, 1 tot 3,8 procent wordt opgegeten door vijanden en 0,2 tot 0,9 procent wordt aangetast door parasieten.

Gedurende de winter verblijft de processierups in het eistadium. De rupsen in het ei zijn in het najaar reeds volledig ontwikkeld binnen het ei maar komen alleen uit als de temperaturen in de volgende lente hoger worden. Het eistadium kan tot negen maanden duren. De eieren kunnen worden aangetroffen van augustus tot in april van het volgende jaar, daarna sluipen de rupsen uit.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

Van sommige parasieten is bekend dat ze succesvol kunnen zijn als ze worden ingezet bij het bestrijden van de rups. Een voorbeeld is de schildwesp Meteorus versicolor. Als de wesp echter in grote aantallen wordt verspreid, krijgen ook hyperparasieten een kans; dit zijn parasieten die weer op de schildwesp parasiteren. Dergelijke hyperparasieten drukken zo de rol van soorten die worden ingezet als biologisch bestrijdingsmiddel.

Laat meer zien

De eikenprocessierups heeft te lijden onder vele eencellige parasieten, zoals de bacterie Bacillus thuringiensis die voornamelijk de rupsen aantast. Deze soort wordt vaak ingezet als biologisch bestrijdingsmiddel. Ook verschillende parasieten die tot de aan de schimmels verwante Microsporidia behoren kunnen de rups doden. Onder andere soorten uit het geslacht Endoreticulatus. Ook de soort Nosema bombycis, die vooral bekend is vanwege de schade aan de zijderupsenteelt, kan onder laboratoriumcondities de eikenprocessierups infecteren.

Laat minder zien

Referenties

1. Eikenprocessierups artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Eikenprocessierups

Meer fascinerende dieren om over te leren