De dennenprocessierups (Thaumetopoea pityocampa, syn. Traumatocampa pityocampa) is de larve van een vlinder uit de familie tandvlinders (Notodontidae) de bekendere eikenprocessierups hoort ook bij deze familie, de onderfamilie van de dennenprocessierups zijn de processievlinders (Thaumetopoeinae).
De waardplant van deze vlinder is de den. De larve heeft als een rups een lengte van enkele millimeters tot veertig mm, en is zwartachtig bruin met rode vlekken op de bovenkant en zijkanten. De onderzijde is geel. Het lichaam is zeer harig en bedekt met brandharen. Het volwassen insect is een vlinder met een spanwijdte van 35 tot 40 mm.
De dennenprocessierups komt voor in Zuid-Europa, Midden-Europa en Noord-Afrika. De soort is nog niet in Nederland of België waargenomen.
De vlinders komen uit in de zomer, tussen juni en september, afhankelijk van het klimaat, en leggen hun eieren afgezet in parallelle rijen in verpakkingen van 150 tot 220 stuks op twijgen of naalden van verschillende soorten dennen, maar als tweede keus ook in sparren en ceders. Vijf tot zes weken na het leggen komen de eitjes uit. De rupsen vervellen vijf maal afhankelijk van de hoogte en temperatuur. Hoe verder naar het noorden of in hoogte, des te langzamer de larve zich ontwikkelt.
In de winter spinnen de rupsen een nest waarin ze de overdag in de zon liggen. Ze komen 's nachts in beweging om te eten. Net als bij de eikenprocessierups lopen de rupsen vanuit een nest achter elkaar in een grote sliert. Een verschil is dat bij de dennenprocessierups de processie slechts een rups breed is, terwijl bij de eikenprocessierups meerdere rupsen zich naast elkaar voortbewegen. In het voorjaar verlaten de rupsen opnieuw in "processie" het nest naar de grond om zich daar op een zonnige plek in te graven en zich ondergronds te verpoppen. Na een aantal maanden ontpoppen ze zich weer als vlinder, waarna de cyclus opnieuw begint.