De geelgors (Emberiza citrinella) is een zangvogel, uit de familie van de gorzen (Emberizidae). Het is de meest algemeen voorkomende gors in Europa. Buiten het broedseizoen verzamelen zich grote groepen geelgorzen, maar tijdens het broedseizoen is de geelgors strikt territoriaal.
De IUCN classificeert de geelgors als 'niet bedreigd'.
Het is een stand- en zwerfvogel die iets groter is dan de mus. Het bereikt een lichaamslengte van 16 tot 17 centimeter en weegt 25 tot 30 gram. De mannetjes dragen tijdens het broedseizoen een geel verenkleed. Ze hebben dan een helder gele kop met een paar bruinachtige strepen en een gele onderzijde met een rood-bruine borst. De vleugeldekveren zijn bruin-grijs gekleurd. De bovenzijde van het lichaam is bruin met donkere lengte strepen. De staart is donker en wanneer hij vliegt vallen de witte buitenranden op.
De vrouwtjes zijn onopvallend groenbruin van kleur, maar met gele accenten aan de onderkant. In het winterkleed lijken de vrouwtjes en mannetjes op elkaar.
De geelgors komt voor in een groot deel van Midden-Azië en Europa. Bovendien is deze gors geïntroduceerd in Australië en Nieuw-Zeeland. De geelgors komt voor in heide begroeid met ver uit elkaar staande bomen, in bosranden, wegbermen en in heggen en houtwallen.
De soort telt drie ondersoorten:
De geelgors leeft hoofdzakelijk van zaden maar in de broedtijd ook van wormen en insecten. De voeding van jongen bestaat voornamelijk uit ongewervelde dieren, zoals spinnen, kevers, springstaarten, mieren, rupsen en sprinkhanen, maar ook semi-rijpe korrels. Geelgorzen foerageren bij voorkeur in de vroege ochtend- en avonduren.
Het nest van de geelgors zit op de grond tussen hoge planten en struiken en is gemaakt van halmen, worteltjes en stukjes gras. Een legsel bestaat meestal uit vier tot vijf witachtige eieren met bruine vlekken en streepjes. De broedtijd bedraagt ongeveer twaalf tot veertien dagen. De eieren en jongen worden door beide ouders verzorgd.
De grootte van de populatie in Europa wordt geschat op 18 tot 31 miljoen broedparen en de wereldpopulatie ligt tussen de 73 en 186 miljoen individuen. Het aantal gaat plaatselijk achteruit door versnippering van het leefgebied. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar) en het verspreidingsgebied is zeer groot. Om deze redenen staat de geelgors als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.