Paling
Koninkrijk
Fylum
Volgorde
Familie
SOORTEN
Anguilla anguilla
Levensduur
23-88 years
Gewicht
2850-6599
100.5-232.8
goz
g oz 
Lengte
35-150
13.8-59.1
cminch
cm inch 

De paling, ook wel aal of vollediger Europese aal (Anguilla anguilla), is een straalvinnige vis die behoort tot de familie echte palingen (Anguillidae). De paling is een typische trekvis, die opgroeit in de zoete binnenwateren van Europa en zich voortplant in de Sargassozee in het Caraïbisch gebied.

Laat meer zien

Deze bruin- tot grijsachtig gekleurde vis heeft een zeer langwerpig lichaam dat meer dan een meter lang kan worden. Door de karakteristieke lichaamsbouw, lage rugkam en nauwelijks zichtbare schubben is hij gemakkelijk van andere vissen te onderscheiden. Paling komt voor in grote delen van Europa en noordelijk Afrika en is een bewoner van wateren met modderbodems. Overdag verschuilt hij zich en 's nachts jaagt hij op kleine ongewervelde waterdieren zoals waterpissebedden en aasgarnalen.

De paling staat als ernstig bedreigde vissoort op de Rode Lijst van de IUCN. In Noord-West Europa is het palingbestand sinds de jaren 1960 met meer dan 90% achteruitgegaan. De intrek van glasaal (jonge paling) is nog maar een klein deel van wat hij was. Belangrijke factoren die hieraan ten grondslag liggen zijn de visserij en consumptie, habitatverlies, barrières op de trekroutes en vervuiling van de Europese wateren.

Laat minder zien

Uiterlijk

De paling heeft een lang slangachtig lichaam met zeer slijmerige huid. De rugvin begint tamelijk ver naar achteren en vormt een zoom die tot aan de staartpunt reikt en zich daar met de gelijkvormige aarsvin verenigt, de buikvinnen ontbreken volledig.

Laat meer zien

De paling heeft een spitse, bovenwaarts afgeplatte en enigszins wigvormige kop die gemakkelijk van de achterzijde is te onderscheiden doordat de staart sterk zijwaarts is afgeplat. De onderkaak is langer dan de bovenkaak. De kieuwopeningen zijn zeer klein, waardoor de kieuwen goed kunnen worden afgesloten van de buitenwereld. Hierdoor blijven de kieuwen nog lang vochtig als de vis zich op het land bevindt wat de trekbewegingen over land mogelijk maakt.De paling heeft twee neusgaten voorzien van buisjes aan het puntje van de neus en twee neusgaten vlak voor de ogen waar het water de neus weer verlaat. Het reukvermogen van zowel de paling als de glasaal is zeer goed. De ogen zijn vrij groot en verdubbelen in diameter tijdens het schieraalstadium. De paling kan worden onderscheiden van de zeepaling doordat bij de zeepaling de bovenkaak langer is dan de onderkaak.

Op het eerste gezicht draagt de huid van de paling geen schubben. Deze zijn echter wel aanwezig in diepere lagen van de huid, ze zijn zeer klein en vormen geen bepantsering. De paling is erg lastig te hanteren door de dikke egale huid, voorzien van een gladde slijmlaag en probeert met wilde kronkelbewegingen te ontsnappen aan zijn belagers.

De maximale lichaamslengte inclusief staart is bij mannetjes ongeveer 60 cm. De wijfjes worden tot 135 cm lang en 7 kg zwaar en ongeveer dertig jaar oud (Nederlands record) Ook lengtes tot 150 cm worden genoemd maar dit betreft zeldzame uitschieters, de meeste exemplaren zijn ongeveer een 0,5–1,0 m lang.

Laat minder zien

Verdeling

Geografie

Eilanden

Het verspreidingsgebied van de paling strekt uit vanaf Marokko, het hele Middellandse Zeegebied, de Oostzee, tot in het noorden van Noorwegen. In Nederland en België komt paling in vrijwel alle oppervlaktewateren voor (zie kaartje).

Laat meer zien

De paling is nauw verwant, maar niet identiek met de Amerikaanse paling, (Anguilla rostrata). Er vindt wel enige hybridisatie plaats tussen beide soorten.

Andere soorten palingen uit het geslacht Anguilla hebben net als de paling vaak een specifiek leefgebied en een aparte plek waar ze hun eitjes afzetten. Een voorbeeld is de Japanse paling, die leeft in grote delen van Azië maar alleen kuit schiet rond de Marianen, een Micronesische eilandengroep. Deze plek werd pas ontdekt in 2006.

De mannelijke alen blijven 6–12 jaar in het zoete water, de vrouwelijke alen 9–20 jaar. Aangezien sommige alen niet meer terugtrekken naar zee komen ook zeer oude palingen voor, de oudste bekende paling was 88 jaar oud.

De paling is te vinden in alle denkbare watertypes van sloten en kleine beken tot de grote rivieren en meren. Daarbinnen heeft de paling een grote voorkeur voor beschutte plaatsen. De paling is vaak in grote aantallen te vinden achter stuwen en andere waterinlaten waar het water zuurstofrijk is en veel voedsel wordt aangevoerd. Hij verschuilt zich achter schoeiingen of tussen rietwortels, of graaft zich in in de bodem. Ook in zee levende paling zoekt plaatsen op om zich te verschuilen, zoals mosselbanken of scheepswrakken. De paling mijdt wateren waarbij op de bodem zuurstofloze omstandigheden voor kunnen komen. Ook sterk vervuilde delen worden gemeden.

De paling is vaak talrijker naarmate het water makkelijker bereikbaar is vanuit de zee. Het gemiddelde formaat van de paling neemt daarentegen stroomopwaarts toe. Een bijzondere eigenschap van de paling is dat hij door de sterk vernauwde kieuwspleet lange tijd buiten het water kan overleven en dat hij zich al kronkelend op (vochtig) land kan verplaatsen. Op deze manier kan de paling landbarrières tussen verschillende wateren oversteken. De vis is hierdoor in staat geïsoleerde wateren te bereiken en weer te verlaten door zich in vochtige nachten over land te begeven.

Laat minder zien
Paling leefomgevingskaart
Paling leefomgevingskaart
Paling
Attribution-ShareAlike License

Gewoonten en leefwijze

's Nachts en tijdens warme, vochtige, zomerse weersomstandigheden verlaat de paling de schuilplaats en foerageert actief naar voedsel. Op sommige plaatsen in het zuiden van zijn verspreidingsgebied is er echter nauwelijks verschil in activiteit over de dag, terwijl in deze streken volgens vissers zelfs de volle maan een negatieve invloed heeft op de activiteit van de paling. Paling op de grote rivieren heeft een scherpe piek in activiteit bij het invallen van de nacht.

Laat meer zien

In de winter graaft de paling zich meer in en raakt hij in een rusttoestand waarbij niet naar voedsel wordt gezocht. Dit is temperatuurafhankelijk, daardoor is bijvoorbeeld in Galicië van een jaarritme niet veel te merken. In Nederland en België is de paling niet meer actief van november tot maart, met wat variatie vanwege de jaarlijkse temperatuursverschillen. Het winterrustgebied en het foerageergebied liggen in de grote rivieren tot wel 60 km uit elkaar. In andere watertypen is dat veel beperkter.

Laat minder zien
Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

De typische paling jaagt voornamelijk op muggenlarven, muggenpoppen, tweekleppigen als driehoeksmossel en de exotische korfmossels, vlokreeften en andere kleine ongewervelden. Ze eten ook kuit en larven van andere vissoorten als pos, baars en blankvoorn. Sommige palingen schakelen over op een dieet van vis als ze groter zijn dan 30 cm. Ze zijn herkenbaar aan de brede bek, veroorzaakt door een breedtegroei van de bovenkaak. De breedbekaal of roofaal vertoont geen genetische verschillen met normale palingen en is een demonstratie van de fenotypische plasticiteit van de aal. Een paling die de breedbekvariatie vertoont, heeft wel een veel lager vetpercentage.

Laat meer zien

De groei van de paling is sterk afhankelijk van de temperatuur van het water. In België en Nederland stoppen ze in oktober met de opname van voedsel, om pas in april weer actief te worden. In noordelijke streken als Ierland en Noorwegen is het groeiseizoen kort en groeien de palingen langzaam. In de buurt van viskwekerijen met kooien in Ierse voedselarme meren worden meer palingen gevangen, die leven van organismen die worden aangetrokken door de verhoogde beschikbaarheid van voedsel in de buurt van de kooien.

Ook de kwaliteit en de hoeveelheid voedseldieren is medebepalend voor de groei. In Nederland is het water door de lagere fosfaatconcentraties helderder en minder voedselrijk geworden. Er wordt vaak gesuggereerd dat deze verbeterde toestand verantwoordelijk is voor de slechte stand van de paling. Onderzoek van de voedselvoorkeur van paling in het Tjeukemeer door De Nie wijst echter op het tegendeel. Al in 1988 had hij de stelling geponeerd dat de aal aan het uitsterven was op grond van het ongunstige voedselaanbod na de habitatdegradatie door de toenmalig hoge concentratie fosfaten in het oppervlaktewater. De grotere bodemorganismen maakten daardoor plaats voor kleinere en samen met de afname van de vegetatiestructuur zorgde dat ervoor dat de brasem een veel efficiëntere predator werd dan de aal. De brasem kan namelijk gemakkelijk kleine organismen uit de bodem uitfilteren, terwijl de aal actief met behulp van zijn reukvermogen op grotere muggenpoppen en vlokreeften jaagt en ook niet diep in de bodem graaft op zoek naar voedsel.

Aangezien de situatie in het Tjeukemeer vergelijkbaar is met een groot deel van het Nederlandse areaal kan verminderde voedselbeschikbaarheid door habitatdegradatie een belangrijke oorzaak zijn voor de achteruitgang van ouderpopulatie in kwantiteit en kwaliteit (vetgehalte). Een probleem is dat de fosfaatconcentraties weliswaar behoorlijk zijn afgenomen, maar de daardoor ontstane habitatdegradatie nog lang niet overal. Voor een terugkeer naar een gezondere situatie met meer vegetatie en structuur en een voor de aal meer geschikt voedselaanbod moeten ofwel maatregelen genomen worden om het omwoelen van de bodem door vis in te dammen, of de concentratie van fosfaat zou nog verder moeten afnemen.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

PARINGSGEDRAG

De meeste palingen bereiken tussen vijf en vijftien jaar verblijf in het zoete water, bij voldoende voedselaanbod, het schieraalstadium en trekken dan terug naar de paaigronden. De paling is een zogenoemde katadrome vis die opgroeit in zoet of brak water en zich voortplant in de Sargassozee op grote diepte. De larven trekken geholpen door de Golfstroom naar Europa.

Laat meer zien

Als de onvolwassen paling een bepaalde hoeveelheid vet in zijn vlees heeft opgeslagen wordt hij schieraal genoemd. Hij wordt vet, de ogen worden groter en hij krijgt een lichtgrijze kleur met een witte buik, de vinnen worden groter en de huid wordt dikker. Op dit moment is de paling nog niet volledig geslachtsrijp. Verdere geslachtsontwikkeling vindt plaats tijdens de reis naar de Sargassozee door de bovenste waterlagen van de Atlantische oceaan.

Onderzoek aan de universiteit van Leiden heeft aangetoond dat palingen in staat zijn om 6000 km af te leggen. Ook is hier ontdekt dat palingen zeer weinig energie gebruiken om te zwemmen. In totaal verbranden zij slechts een zeer kleine hoeveelheid energie om zich te verplaatsen. Voor de reis van 6000 km aldus slechts circa 120 gram per kilo lichaamsgewicht, overeenkomend met 40% van de vetreserves.

Experimenten met palingen voorzien van externe meetsondes uit Ierland en Spanje hebben aangetoond dat de schieralen tot 45 km per dag afleggen en daarbij overdag kouder water opzoeken en 's nachts warmer water. Daartoe voeren ze verticale bewegingen uit van 300 tot 1200 m diepte. Over de functie van deze bewegingen wordt nog gespeculeerd.

Volwassen palingen paaien hoogstwaarschijnlijk in de Sargassozee. Dit is in 1923 door de Deense onderzoeker Johannes Schmidt verondersteld, omdat hij de kleinste palinglarven in deze regio aantrof. Het paaiproces zelf is echter nog nooit door mensen waargenomen. Van de Japanse paling en andere palingsoorten is de paaiplaats wel bekend.

Amerikaanse en Europese alen zijn twee verwante soorten en paaien beide in de Sargassozee. Amerikaanse alen trekken naar het noordwesten, Europese alen trekken naar het noordoosten. Opvallend is dat in IJsland relatief veel hybriden worden aangetroffen. Op grond van onderzoek aan de Japanse aal neemt men aan dat de locatie van de paaigrond ten opzichte van de zeestromingen essentieel is voor de verspreiding van de larven over de zoetwatergebieden. De zeer lange trekroute van de Sargassozee is te verklaren door de continentverschuiving waardoor de Atlantische Oceaan in de miljoenen jaren dat de soort bestaat, steeds breder is geworden. De soort heeft zich heel geleidelijk kunnen aanpassen aan de steeds langere trekroute.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

De hindernissen die her en der opgeworpen zijn zorgen enerzijds voor habitatverlies en anderzijds voor sterfte en beschadiging bij de trekkende palingen.

Laat meer zien

  • Gebouwde hindernissen. In Nederland zijn diverse dijken, dammen en andere afsluitingen gemaakt waardoor veel wateren moeilijk of niet bereikbaar zijn voor de paling. Ook de totale oppervlakte van het leefgebied van de paling is afgenomen door de inpolderingen. De oppervlakte van het IJsselmeer is door inpolderingen van 1930 ( Wieringermeer) tot 1968 (Zuidelijk Flevoland) nog maar de helft van de oppervlakte van de voormalige Zuiderzee voor 1932. De harde scheiding tussen zoet en zout water is vermoedelijk ook erg ongunstig, vanwege de manier waarop de glasalen zich metamorfoseren naar gele aal in het overgangsgebied, waarbij ze vloedstromen gebruiken om ver een rivier op te trekken om zich vervolgens vandaar uit ongericht te verspreiden.
  • In Spanje zijn meer dan 90% van alle rivieren afgesloten door waterkrachtcentrales. In Frankrijk ligt dit percentage op ca. 70%. In het stroomgebied van de Rijn zijn er ongeveer 2500 waterkrachtcentrales. Dit is de reden dat in het zuiden van Europa de meeste aal niet verder de rivier op zwemt en daardoor een groot aantal oppervlaktewateren dus niet meer bereikt.

Habitatverlies heeft in de laatste herstelplannen voor paling (2007) van de EU dan ook veel aandacht.

De vele waterkrachtcentrales beschadigen ook volwassen palingen tijdens hun migratie doordat deze soms verminkt of aan stukken gereten worden door de schoepen van een waterkrachtcentrale.

Laat minder zien

Behoud

Sinds 2007 staat de paling op de Rode Lijst van de IUCN en sinds 2008 is de status 'ernstig bedreigd.' De hoeveelheid glasaal die in Nederland binnentrekt is sinds eind jaren tachtig van de 20e eeuw afgenomen en is momenteel nog maar 0,5% van het gemiddelde niveau uit de jaren zestig. In de rest van Europa ziet men een vergelijkbaar beeld.

Laat meer zien

Op 11 juni 2007 besloten zowel de Europese Unie als de Verenigde Naties om beschermingsmaatregelen voor de Europese paling te nemen. De Verenigde Naties hebben in 2007 de paling ondergebracht in het CITES-verdrag (Convention on International Trade in Endangered Species). De paling mag sinds 2009 niet meer zonder vergunning buiten haar natuurlijke leefgebied worden geëxporteerd.

Sinds 2009 is de Europese Aalverordening van kracht is, waarnaar 22 lidstaten plannen hebben opgesteld om de aalstand te verbeteren. In Nederland is het Aalbeheerplan van kracht. Het streefdoel van het Europese Aalherstelplan is dat 40% van de oorspronkelijke, natuurlijke, hoeveelheid aal naar zee kan trekken om zich voort te planten, met als ijkpunt de aalstand in de tijdsperiode 1962-1979. In 2021 is de schieraaluittrek in Nederland 13%. Ondanks de genomen maatregelen, haalt ook Nederland de doelstelling van 40% uittrek in 2021 niet.

De Europese maatregelen hebben tot nu toe te weinig effect. In 2020 concludeerde de Europese Commissie dat de aanwas van paling op een "historisch dieptepunt is en de exploitatie van het bestand momenteel niet duurzaam is." In november 2023 bracht International Council for the Exploration of the Seas (ICES) haar Paling-advies uit aan de Europese Commissie, waarin ze concludeerde dat de aalsterfte door menselijke activiteiten (inclusief visserij en barrières zoals waterkrachtcentrales en gemalen) naar nul moet worden gebracht. Dit wetenschappelijke advies wordt echter door de Europese Unie niet opgevolgd. De intrek van glasaal in de Noordzee was in 2020 nog maar 0,5% van wat het was in vergelijking met de referentieperiode 1960–1979. Nog lager dan in 2019, toen het 1,4% was. Verschillende maatschappelijke organisaties roepen daarom op tot strengere maatregelen en tot een gehele stop op de palingvisserij, inclusief het vissen op alen voor de palingkweeksector.

Naast terugzetting van glasalen bestaan de Europese maatregelen ook uit het wegnemen van barrières uit de migratieroutes van de palingen, bijvoorbeeld door vistrappen en bypasses te maken.

Begin 2010 hebben de NeVeVi (vereniging van viskwekers), CVB (Combinatie Binnenvissers) en NeVePaling (handelaren en verwerkers) de Stichting DUPAN opgericht met als doel door middel van uitzet de aalpopulatie bij te dragen aan het behoud van de paling. De leden van NeVeVi en NeVepaling dragen gezamenlijk bij middels het Duurzaam Paling Fonds, waaraan ook een aantal grootwinkelbedrijven en supermarkten doneren. Geld uit dit fonds wordt deels gebruikt voor de uitzet van glasaal en schieraal. Ook wordt het uitzetten van glasalen gesubsidieerd met jaarlijks 375.000 euro vanuit het ministerie van Landbouw. Echter is nooit aangetoond dat het uitzetten van glasalen bijdraagt aan het herstel van de aalpopulatie, maar de schade van het vangen van glasalen is wel aangetoond. Bovendien worden de dieren in Nederland uitgezet op plekken waar ze later als volwassenen weer worden opgevist. Het International Council for the Exploration of the Seas (ICES) adviseert dan ook te stoppen met het uitzetten van glasalen.

Laat minder zien

Relationship with Humans

Op grote schaal wordt paling bevist voor menselijke consumptie en is hij commercieel belangrijk. In Nederland is gerookte paling een gewilde delicatesse en in België is paling in 't groen een gewaardeerd gerecht. Sinds 1970 is er een duidelijke afname van de palingstand merkbaar. De paling staat als ernstig bedreigd op de internationale Rode Lijst van bedreigde dieren van IUCN, de International Union for Conservation of Nature. Herstel is misschien nog mogelijk, maar zal vanwege de lange generatieduur en de geringe populatiegrootte nog lange tijd vergen, zelfs met een totaalverbod op de visserij op paling.

Laat meer zien

In alle streken waar palingen voorkomen worden ze ook gegeten. De manieren van bereiden komen neer op bakken, roken of stoven. Elk land in Europa heeft zo zijn eigen gebruiken en gewoonten. At men vroeger in zuidelijk Europa veelal kleine gefrituurde glasaaltjes, deze gewoonte is door de torenhoge prijzen vervangen door imitatie-glasaal, gemaakt van eiwit en witvisfilet, te eten.In noordelijk Europa eet men paling veelal gerookt, waarbij er per land grote verschillen zijn in de grootte van de palingen die men eet. Hierbij wordt de vis na de vangst schoongemaakt, ontdaan van de ingewanden en enkele uren in een pekelbad gelegd. Na gedroogd te zijn wordt de vis aan een stok geregen en in een rookkast gehangen. Door het verbranden van hout (zoals eiken, beuken en elzenhout) en zaagsel wordt rook gemaakt waarin de vis ongeveer een tot twee uur hangt. Deze methode wordt voornamelijk in plaatsen rond het IJsselmeer toegepast.

In Vlaanderen is paling in 't groen een delicatesse uit de Scheldestreek. Hierbij worden van huid, kop en ingewanden ontdane palingen in korte stukken gestoofd in een complex mengsel van fijn versnipperde groene kruiden zoals salie, gembermunt, wilde marjolein en veldzuring.

In Scandinavië, vooral Denemarken, is het gerecht Stægt ål een veel gegeten gerecht, hierbij wordt de paling gebakken. Ook een gerecht als 'røget ål med røræg' is een veel gegeten variant, hierbij eet men gerookte paling(filet) met roerei. In België en Nederland eet men paling op allerlei manieren: gestoofd, gebakken en gerookt. De Nederlandse consument lijkt het meest de gefileerde variant te verkiezen boven een hele ongefileerde paling. Was paling vroeger een volksvoedsel, nu is de vis mede door de schaarste een kostbare delicatesse geworden.

In Japan is het traditionele kabayaki een gerecht dat tijdens de hete zomer veel gegeten wordt. De overlevering zegt dat kabayaki goed is voor de energiehuishouding in het lichaam van de mens tijdens extreme hitte in de zomer. Ook in Amerika waren stammen indianen die aan paling bijzondere krachten toeschreven. Door het eten van paling zou men sterk en onoverwinnelijk worden. "Clans" zijn groepen binnen een stam die alle van dezelfde moeder afstammen, de "eel clan" is genoemd naar de paling, een dier met een grote betekenis in hun traditionele leefwijze, zo zijn er ook "bear clans" en "wolf clans". In Nederland werd paling al sinds 4200 voor Christus gevangen met fuiken gemaakt van touw en twijgen van rode kornoelje.

De voedingswetenschap meent tegenwoordig dat vette vis, dus ook paling, een gunstig effect heeft op hersenen, hart en bloedvaten. Dit effect wordt vooral toegeschreven aan de omega 3-vetzuren EPA en DHA. Echter moet er rekening mee gehouden worden dat paling een relatief hoog cholesterolgehalte kent. Daarbij zorgt het roken van paling, zoals voornamelijk in Nederland geconsumeerd wordt, voor meer verzadigde vetzuren.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) schrijft op 14 maart 2007:.mw-parser-output.cquote{margin:1.5em 0;padding:0 50px;display:table;position:relative;border-left:none}.mw-parser-output.cquote>:nth-last-child(2){margin-bottom:0}.mw-parser-output.cquote-cite{position:relative;margin:20px -40px 0;text-align:right;font-size:90%}.mw-parser-output.cquote-cite-leeg{margin-top:0}.mw-parser-output.cquote>:first-child::before,.mw-parser-output.cquote-cite::after{color:#B2B7F2;font-size:42px;font-family:"Times New Roman",Times,serif;font-weight:bold;position:absolute}.mw-parser-output.cquote>:first-child::before{content:"“";left:10px;top:-19px}.mw-parser-output.cquote-cite::after{content:"”";right:0;top:-53px;height:0}.mw-parser-output.cquote-cite-leeg::after{top:-33px}

In de praktijk is er van deze toezeggingen van de VWA niet veel terechtgekomen, ondanks controles en aanbevelingen werd met dioxines vervuilde paling uit de benedenrivieren op de markt gebracht en kreeg de consument in de praktijk niet altijd antwoord op de vraag naar herkomst van de paling.(zie risico's van het eten van wilde paling).

Op de VISwijzers van onder meer de Good Fish Foundation en de Marine Conservation Society staat de paling in het rood, omdat het bestand er zo slecht voor staat. Dat betekent: liever niet eten, kies een alternatief.

Laat minder zien

Referenties

1. Paling artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Paling
2. Paling op de IUCN Rode Lijst-site - https://www.iucnredlist.org/species/60344/152845178

Meer fascinerende dieren om over te leren