De wilde zwaan (Cygnus cygnus) is een vogel uit de familie van de eendachtigen (Anatidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 als Anas cygnus gepubliceerd door Carl Linnaeus. In 1803 plaatste Johann Matthäus Bechstein de soort in het geslacht Cygnus.
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenEen herbivoor, fytofaag of planteneter is een organisme dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt. Dit in tegenstelling tot carnivoren, di...
Fo
FolivoorEen folivoor is een dier dat zich vrijwel uitsluitend met bladeren voedt. Folivoren zijn specialisten binnen de groep herbivoren. Folivore dieren v...
Gr
GraminivoorIn de zoölogie is een graminivoor een herbivoor dier dat zich voornamelijk voedt met gras. Het woord is afgeleid van het Latijnse graminis, wat 'g...
Se
Semiaquatische dierenWa
WatervogelsPr
Precociale dierenGr
Grazende dierenGrazen is het eten van plantaardig voedsel door dieren. Grazen is een vorm van foerageren.Het bekendste voorbeeld van grazen is dat van zoogdieren ...
Na
NatatoriaalCo
CongregatoirEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Te
TerritoriaalEen territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Mo
Monogame dierenMonogamie is het aangaan van een relatie met één partner.Wanneer iemand meerdere malen achtereenvolgens één partner tegelijkertijd heeft, wordt...
So
Sociale dierenDo
Dominantie hiërarchieSa
SamenscholendeMi
MigrerendW
begint metDe vogel is volkomen wit, op de snavel en de poten na. De lengte varieert van 140 tot 165 centimeter; de spanwijdte bedraagt 205 tot 275 cm. De soort is verwant aan de trompetzwaan (Cygnus buccinator), die voorkomt in het noorden van Amerika. Het onderscheid met de even grote en ook in Noordwest-Europa voorkomende knobbelzwaan is dat de wilde zwaan een zwarte snavel heeft met een grote gele vlek aan de basis. De gele vlek loopt naar voren uit in een punt, een verschil met de afgeronde en minder ver naar voren doorlopende gele vlek bij de kleinere maar in uiterlijk verder sterk gelijkende kleine zwaan (Cygnus bewickii). De bovenkant van de snavel verloopt recht, zonder de knobbel die de knobbelzwaan heeft. Wilde zwanen zijn schuwer dan de knobbelzwaan, en geven de voorkeur aan een rustige nestelgelegenheid. Ze zijn luidruchtig, zowel tijdens het vliegen als bij de verdediging van hun territorium.
Deze soort komt voor in Eurazië en overwintert in Europa en zuidoostelijk China.
Het legsel bestaat meestal uit vier tot zeven crèmewitte eieren, die in ongeveer 36 dagen door het vrouwtje worden uitgebroed. De kuikens zijn grijswit.