Adder
Koninkrijk
Fylum
Onderstam
Klasse
Volgorde
Onderorde
Familie
Soort
SOORTEN
Vipera berus
Grootte van de populatie
Unknown
Levensduur
10-15 years
Gewicht
50-180
1.8-6.3
goz
g oz 
Lengte
60-90
23.6-35.4
cminch
cm inch 

De adder (Vipera berus) is een giftige slang die behoort tot de familie adders (Viperidae). De slang komt voor in vrijwel geheel Europa en in delen van Azië. De adder is de enige giftige slang die ook voorkomt in België en Nederland.

Laat meer zien

De adder wordt ongeveer vijftig tot zeventig centimeter lang en is te herkennen aan de koperbruine tot rode ogen met een verticale pupil, de wat uitstekende schub boven het oog en het meestal donkere zigzagpatroon op de rug. De giftigheid wordt vaak overschat, de adder is lang niet zo gevaarlijk als bijvoorbeeld de mamba's, de cobra's of de meer verwante ratelslangen. De beet van de adder kan wel gevaarlijk zijn voor de mens, maar hoewel er jaarlijks tientallen adderbeten worden geregistreerd, zijn gevallen met fatale afloop uiterst zeldzaam.

De adder heeft een groot verspreidingsgebied en komt lokaal algemeen voor. Hierdoor kan het dier goed worden onderzocht en is er veel bekend over de biologie en de levenswijze. De adder is eierlevendbarend, de jongen komen levend ter wereld. Op het menu staan voornamelijk gewervelde dieren. De adder staat daardoor hoog in de voedselketen en is een belangrijke verdelger van plaagdieren, zoals konijnen en muizen. De adder zelf wordt op zijn beurt buitgemaakt door verschillende vijanden zoals zoogdieren en roofvogels.

Laat minder zien

Uiterlijk

De adder is een vrij kleine slang die een lichaamslengte bereikt van ongeveer 50 tot 70 centimeter met een maximale lengte van 80 centimeter. Het langste exemplaar ooit gemeten was 91 centimeter lang maar dergelijke exemplaren zijn zeldzame uitschieters. Er is melding gemaakt van nog langere exemplaren maar omdat deze niet officieel zijn bevestigd worden ze niet erkend.

Laat meer zien

De mannetjes blijven aanzienlijk kleiner dan de vrouwtjes, ze bereiken een gewicht van 50 tot 70 gram terwijl de vrouwtjes 80 tot 100 gram bereiken. Drachtige vrouwtjes kunnen tot 300 gram zwaar worden. Mannetjes hebben daarnaast een verhoudingsgewijs langere staart in vergelijking met de vrouwtjes en mannetjes zijn ook contrastrijker, ze hebben meestal een sterker geprononceerde rugstreep. De kenmerken en verhoudingen van de adder zijn afhankelijk van de locatie; exemplaren in laaglanden zijn bijvoorbeeld langer dan soortgenoten die in bergstreken leven.

De lichaamskleur van de adder kent een grote variatie. De kleur kan grijs, geelbruin tot bruin of rood zijn, waarbij de meeste exemplaren een lichtere grondkleur hebben met op de bovenzijde van de rug een donkere zigzagtekening. Soms bestaat deze uit een rechte streep of een vlekkenrij, bij de mannetjes is de tekening vaak veel scherper waardoor ze meer opvallen. Aan weerszijden van de zigzaggende streep, aan de bovenzijde van de flanken, is een rij kleinere vlekjes aanwezig die bij sommige exemplaren ontbreken. Sommige exemplaren zijn echter geheel diepzwart en ongevlekt, dit verschijnsel komt ook bij andere reptielen voor en wordt melanisme genoemd, zie ook onder het kopje thermoregulatie en dagactiviteit. Mannetjes hebben vaak een meer grijze tot beige kleur terwijl de vrouwtjes meer neigen naar beige tot rood. Dit is bij volwassen exemplaren beter te zien dan bij de juvenielen. De onderzijde van de staart is roodachtig, bij adders uit sommige populaties is de staartpunt geheel rood gekleurd. Van andere slangen is bekend dat de staartpunt een opvallende kleur heeft en als een kronkelende worm wordt bewogen waardoor insectenetende prooidieren worden gelokt. Van de adder is dit gedrag niet bekend.

Aan de bovenzijde van de kop is een vaak duidelijk zichtbare, V-vormige vlek aanwezig waarbij de punt tussen de ogen gepositioneerd is. De vlek kan ook meer weg hebben van een X of een H. De kop is niet zo breed als die van gelijkende soorten zoals de aspisadder, maar heeft juist relatief grote schubben wat een onderscheid is met gelijkende soorten. De zijkanten van de kop zijn zeer steil en bijna loodrecht.

Laat minder zien

Video

Verdeling

Geografie

In Scandinavië komt de adder voor tot in noordelijk Lapland en in het noorden van Zweden en Finland tot op 69° noorderbreedte. Van de Europese reptielen komt alleen de levendbarende hagedis noordelijker voor tot 70° NB. De adder is ook in berggebieden te vinden. De slang is in de Karpaten, de Kaukasus, de Alpen, het Centraal Massief in Frankrijk en de berggebieden in de Balkanlanden te vinden. In de Alpen komt de adder voor tot een hoogte van 3000 meter boven zeeniveau. In het zuiden van Europa komt de aspisadder meer voor, deze adder is giftiger en sterker aangepast aan hogere temperaturen.

Laat meer zien

ligt de noordgrens ver ten zuiden van de poolcirkel.

In Scandinavië komt de adder voor tot in noordelijk Lapland en in het noorden van Zweden en Finland tot op 69° noorderbreedte. Van de Europese reptielen komt alleen de levendbarende hagedis noordelijker voor tot 70° NB. De adder is ook in berggebieden te vinden. De slang is in de Karpaten, de Kaukasus, de Alpen, het Centraal Massief in Frankrijk en de berggebieden in de Balkanlanden te vinden. In de Alpen komt de adder voor tot een hoogte van 3000 meter boven zeeniveau. In het zuiden van Europa komt de aspisadder meer voor, deze adder is giftiger en sterker aangepast aan hogere temperaturen.

De adder leeft binnen Europa in de landen Albanië, België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Hongarije, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Montenegro, Nederland, Noord-Macedonië, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Rusland, Servië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië, Wit-Rusland, Zweden en Zwitserland.

De adder is een van de inheemse slangen van Groot-Brittannië, maar ontbreekt in Ierland en IJsland, waar in het geheel geen slangen voorkomen. Ook in Portugal is de adder nooit voorgekomen. In sommige gebieden komt de adder tegenwoordig niet voor, maar was dit eerder wel het geval, zodat veel literatuur hiernaar verwijst. Dit komt niet altijd doordat de adder uit deze streken is verdwenen, maar doordat een aantal voormalige ondersoorten tegenwoordig als aparte soorten worden gezien. Een voorbeeld is de Cantabrische adder (Vipera seoanei) uit noordoostelijk Spanje.

Habitat

De habitat bestaat uit gematigde bossen, scrublands, graslanden en draslanden, zoals moerassen, vennen en veengebieden. De biotoop van de adder bestaat over het algemeen uit vochtige omgevingen, met voldoende schuilplaatsen bestaande uit dichte vegetatie, grote objecten als rotsen of holen van andere dieren. Met name vegetatie is belangrijk, omdat de adder hierin schuilt en zich onder dekking van vegetatie ook makkelijker kan verplaatsen. De adder is meestal bij het water te vinden. De schuilplaats bestaat vaak uit dichte vegetatie.

Vanwege het grote verspreidingsgebied in zowel oppervlakte als hoogteverspreiding is er een groot aantal mogelijke leefgebieden waar de adder kan worden aangetroffen, variërend van open plekken in bossen, bosranden en rotsige bergstreken tot graslanden, spoorwegbermen en heidegebieden.

Nederland

In de hoogveengebieden van Drenthe gaat het nog relatief goed met de adder, hoewel daar ook stukken natuurgebied worden overbegraasd of overbeheerd, waardoor specifieke addermilieus als pitrusvelden verdwijnen en heidegebieden te kaal worden. De versnippering van aaneengesloten heidegebieden is volgens stichting RAVON een van de belangrijkste bedreigingen van de adder. Ook het onder water zetten van gebieden heeft een negatieve invloed.

De populatie op de Veluwe is sterk achteruit gegaan door verdroging, verbossing en versnippering van het leefgebied. Op een monitoringstraject op de Veluwe werden in 2008 voor het eerst drie vrouwelijke exemplaren aangetroffen in de buurt van een ecoduct.

Laat minder zien
Adder leefomgevingskaart
Adder leefomgevingskaart

Gewoonten en leefwijze

Adders leven strikt solitair en mijden elkaar zo veel mogelijk, behalve in de paartijd en tijdens de winterslaap waarbij de dieren soms gezamenlijk overwinteren. Mannetjes 'vechten' soms met elkaar om een vrouwtje maar de slang bakent geen specifiek territorium af.

Laat meer zien

De adder is een uitstekende zwemmer die gemakkelijk rivieren en meren oversteekt. Het is echter geen typische waterslang, zoals de ringslang en de dobbelsteenslang uit het geslacht Natrix die op uitgesproken waterdieren als kikkers en vissen jagen. De adder klimt soms om vogelnesten leeg te roven maar is toch voornamelijk een terrestrische soort die in de strooisellaag leeft. De adder is zowel overdag als 's nachts actief, afhankelijk van de weersomstandigheden.

Laat minder zien
Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

Het voedsel van de adder hangt af van de grootte van het dier maar is ook gerelateerd aan de beschikbare prooidieren. Juveniele exemplaren eten omdat ze nog klein zijn in hoofdzaak kleine ongewervelden zoals wormen, insecten en kleine hagedissen. Grotere exemplaren schakelen vrijwel volledig over op gewervelden als spitsmuizen, woelmuizen, echte muizen en hagedissen. Ook worden kikkers en vogels gegeten. Er zijn waarnemingen bekend van adders die aas aten en ook andere dieren zoals de kleine watersalamander worden wel gegeten. Om bij een vogelnest te komen klimt de adder soms in de vegetatie. Ook is bekend dat soms vogeleieren worden verzwolgen. De adder eet ongeveer zes tot tien prooidieren per jaar. Vrouwtjes eten als ze zwanger zijn echter niet en nemen dan minder prooien op.

Laat meer zien

Het komt soms voor dat twee exemplaren om een prooi vechten. Het gevecht lijkt op het rituele gevecht van de mannetjes in de voortplantingstijd, maar om een prooi vechtende slangen zijn agressiever en bijten elkaar soms zodat verwondingen kunnen ontstaan.

De adder jaagt soms 's nachts actief op knaagdieren door hun holen op te sporen maar is voornamelijk een predator die in een hinderlaag ligt te wachten. Als een prooi te dichtbij komt, schiet de adder naar voren en bijt zijn slachtoffer. Kleinere prooien als kikkers worden direct in één keer doorgeslikt, grotere prooien als knaagdieren vluchten vaak maar raken snel verlamd. De adder blijft rustig wachten en gaat na enkele minuten naar zijn prooi op zoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van de tong.

Net als alle reptielen heeft de adder relatief weinig voedsel nodig. Gemiddeld moet een adder per week zo'n 5 tot 6% van het eigen lichaamsgewicht binnenkrijgen om te overleven. In de praktijk neemt de adder ongeveer 12% per week op. Dit kan na het verorberen van meerdere prooien oplopen tot maximaal 75% van het lichaamsgewicht. Na een dergelijke maaltijd kan de adder maanden zonder voedsel. De adder kent perioden waarin helemaal niet gegeten wordt, bijvoorbeeld gedurende de zwangerschap van het vrouwtje. Ook juvenielen eten niet tot de eerste vervelling en adders die bijna vervellen trekken zich terug en zijn niet in voedsel geïnteresseerd. Voor alle adders geldt dat ze pas eten nadat de paring heeft plaatsgevonden. Tot die tijd teren ze op de reserves die ze het vorige jaar hebben opgebouwd.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

PARINGSGEDRAG

In het vroege voorjaar worden vaak de mannetjes gezien bij de overwinteringsplaatsen of actief op zoek naar vrouwtjes. Als de adder in groepen overwintert is er snel een partner gevonden maar solitair overwinterende dieren moeten soms grote afstanden afleggen om een partner te vinden. Soms zijn er meerdere mannetjes bij een vrouwtje en vinden rituele gevechten plaats waarbij de mannetjes elkaar beproeven door het bovenlijf op te richten en elkaar naar beneden te duwen. Ze proberen elkaar tegen de grond te drukken waarbij het kleinere en zwakkere mannetje meestal het onderspit delft en het strijdtoneel verlaat. Het is een gevecht op punten waarbij de dieren elkaar niet bijten of anderszins verwonden. Omdat de mannetjes hierbij veel lichamelijk contact maken werd lange tijd gedacht dat dit het paringsritueel was van de adder, de zogenaamde adderdans. Opmerkelijk is dat twee vechtende mannetjes de buitenwereld volledig vergeten en een toeschouwer tot zeer dicht kan naderen zonder opgemerkt te worden.

Laat meer zien

De paring vindt plaats in de lente en kent een lang voorspel waarbij het mannetje zijn lichaam en staartpunt laat vibreren, af en toe sist en het vrouwtje besnuffelt met zijn tong om te bepalen of ze paringsbereid is. De eigenlijke paring vindt plaats als het mannetje zijn hemipenis in de cloaca van het vrouwtje brengt en kan 1 à 2 uur duren. Net als andere slangen heeft de adder een gevorkte penis. Deze zogenaamde hemipenis heeft vele kleine weerhaakjes die voor een stevige grip zorgen tijdens de paring. Zolang het mannetje een erectie heeft kan het vrouwtje niet loskomen, als ze probeert weg te kruipen sleept ze het mannetje achter zich aan. In de rusttoestand is de hemipenis teruggetrokken in de cloaca en is uitwendig niet te zien.

De vrouwtjes paren vaak met meerdere mannetjes; uit studies blijkt dat van ongeveer 17 procent van de nesten nakomelingen bevat van verschillende vaders. Dergelijke nesten bevatten ook minder dode of zwakke jongen.

De adder zet geen eitjes af maar is eierlevendbarend: de jongen komen direct uit de moeder ter wereld. Dit komt ook voor bij de meeste andere reptielen in noordelijk gelegen landen als Nederland en België, zoals de hazelworm, de levendbarende hagedis en de gladde slang. Ovovivipariteit is voor deze dieren gunstig doordat het te koel is voor de ontwikkeling van eieren die op de bodem worden afgezet. De adder heeft echter een hoger ontwikkelde vorm van eierlevendbarendheid, het is bekend dat de embryo's voedingsstoffen uit het bloed van het moederdier krijgen aangevoerd.

Later in het jaar worden vaak vrouwtjes gezien die dan veel zonnen om de ontwikkeling van de embryo's te versnellen, terwijl de mannetjes zich dan hoofdzakelijk onder de vegetatie ophouden. In september na de geboorte van de jongen worden de overwinteringsplaatsen weer opgezocht. In de noordelijke delen van het verspreidingsgebied komt het voor dat een vrouwtje niet ieder jaar deelneemt aan de voortplanting maar om het jaar. Dit komt doordat zwangere vrouwtjes niet eten en vanwege de lagere temperaturen staat de stofwisseling sowieso op een lager pitje. Hierdoor kan het vrouwtje niet zo snel aansterken als exemplaren in warmere streken, die zich soms twee of zelfs drie keer per jaar voortplanten.

De dracht duurt ongeveer 3 tot 4 maanden, waarna het vrouwtje ongeveer 6 tot 20 (meestal 8 tot 12) volledig ontwikkelde jongen afzet, soms komen naast jongen ook eieren ter wereld die vrijwel direct uitkomen. De jongen lijken direct vanaf de geboorte al sprekend op de ouderdieren, al hebben ze met een lengte van ongeveer 15 tot 20 centimeter het formaat van een flinke regenworm. De pasgeboren jongen zijn erg behendig en kunnen zo snel wegkruipen dat lange tijd werd gedacht dat ze door de moeder werden doorgeslikt bij bedreiging. Dit gedrag is echter nog nooit wetenschappelijk beschreven. Wel is bekend dat de moeder haar jongen direct na de geboorte verslond, maar dat overleven ze niet. Dit is ook wel bekend van andere dieren zoals knaagdieren, als ze gestoord worden tijdens de bevalling.

Enkele dagen na de geboorte vindt de eerste vervelling plaats. De juvenielen groeien echter niet snel doordat ze de eerste tijd leven van de dooierresten in de maag. Hierdoor hoeven ze tot de eerstvolgende lente geen voedsel te zoeken. Zodra ze uit hun winterslaap ontwaken gaan ze op zoek naar prooien en groeien ze snel, met zo'n 8 tot 13 centimeter per jaar. Het duurt ongeveer 3 tot 4 jaar voordat de adders geslachtsrijp zijn, in de regel gaat dit bij de mannetjes sneller. Ongeveer 90% van de jongen sterft door predatie en natuurlijk verval, zoals parasieten en voedseltekorten, voor de volwassenheid wordt bereikt. De adder wordt in de natuur ongeveer 10 tot 15 jaar oud, maar uit een onderzoek in het zuiden van Engeland bleek dat een leeftijd van 30 jaar kan worden bereikt.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

De adder heeft verschillende vijanden, vooral (roof)vogels en rovende zoogdieren. De belangrijkste vijanden zijn de slangenarend, die zijn naam te danken heeft aan de vele slangen op het menu, en de Europese egel. Deze laatste kan door de slang moeilijk gebeten worden door de vele lange stekels die de adder kunnen verwonden bij een aanval. Bovendien is de egel immuun voor het gif van de adder, wat blijkt uit waarnemingen van adderbeten in de poten, de snuit en zelfs de tong van egels, die hier geen last van leken te hebben. Andere dieren die de adder aanvallen en kunnen doden zijn de das, de bunzing, de wezel, de hond en de kat, zwijnen en varkens en verschillende vogels zoals de kraai.Sommige predatoren werken grote hoeveelheden adders weg, zo is er een waarneming van een bunzing die binnen een tijdsbestek van drie dagen 29 adders verslond. Zelfs van kleine dieren is bekend dat ze de adder zonder angst aanvallen, zoals de kleine maar zeer snelle eikelmuis. De vruchtenetende eikelmuis heeft de slang echter niet op het menu staan maar valt aan om de jongen te beschermen. Dit gedrag is ook bekend van vogels als kippen en fazanten, die de adder in groepen aanvallen en doodpikken. De adder wordt soms tijdens de winterslaap belaagd door zoogdieren als de bruine rat en het wild zwijn.

Laat meer zien

Jonge adders worden door hun geringe lichaamsgrootte door allerlei dieren belaagd. Zelfs van grote loopkevers is bekend dat ze een juveniele adder kunnen doden. Andere dieren die kleine adders eten zijn de gewone pad, verschillende kikkers en sommige vissen, zoals de snoek en de paling.

Bij bedreiging zuigt de adder zijn lichaam vol lucht, zodat het lichaamsvolume wordt vergroot en ook maakt de ingeademde lucht het sissen mogelijk. Het lichaam wordt vaak deels opgerold, waarbij het voorste deel dreigend wordt opgericht. Soms worden schijnaanvallen uitgevoerd om af te schrikken. De adder is in de regel geen agressieve soort en is vaak vrij dicht te benaderen, maar voorzichtigheid is geboden omdat er altijd uitzonderingen zijn. Als een adder aan vervelling toe is worden de schubben die over de ogen gelegen zijn enigszins troebel, wat het gezichtsvermogen beperkt. Dergelijke exemplaren zijn vaak alerter en minder goed te benaderen.

Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is de beschermingsstatus 'veilig' toegewezen (Least Concern of LC).

Belangrijke menselijke bedreigingen van de adder zijn stedelijke ontwikkeling, het aanleggen van wegen en spoorwegen, en het veranderen of vernietigen van de natuurlijke habitat. Deze laatste bedreiging kent meerdere vormen, zoals het aanleggen van akkers voor het kweken van niet-houtige planten zoals eenjarige planten, het aanleggen van plantages en ten slotte de klimaatverandering.

Laat minder zien

Coloring Pages

Referenties

1. Adder artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Adder
2. Adder op de IUCN Rode Lijst-site - https://www.iucnredlist.org/species/157248/5059709

Meer fascinerende dieren om over te leren