De kneu (Linaria cannabina; synoniem: Carduelis cannabina) is een zangvogel uit de familie van de Vinkachtigen (Fringillidae).
Da
DagdierenPl
Plantenetende dierenEen herbivoor, fytofaag of planteneter is een organisme dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt. Dit in tegenstelling tot carnivoren, di...
Gr
GranivoorTe
TerrestrischeEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Bo
BoombewonendeCo
CongregatoirSe
Seriële monogamieSo
Sociale dierenSa
SamenscholendeGe
Gedeeltelijke migrantC
begint metHet 13,5 cm lange mannetje is te herkennen aan het rood van kruin en borst, meestal is de kleur afgedekt door de grijze veerranden. Het dier heeft een grijsbruine kop. De rug en mantel zijn kastanjebruin. De donkerbruine staart heeft witte randen. Het vrouwtje is over het geheel wat meer streperig getekend dan de man.
Hij komt voor in Europa, Noord-Afrika en West-Azië. Het is een typische vogel van ouderwets agrarisch cultuurland met dorpen, houtsingels en heggen met veel groen.
De soort telt zeven ondersoorten:
Vogels die in Nederland broeden trekken in de winter naar Zuid-Spanje en Marokko. Vogels uit het noorden trekken hier door. In de winter zijn er weinig kneuen, zeker als het echt koud wordt. De kneu trekt in grote aantallen door in april en oktober.
De kneu is een zaadeter die zich voedt met zaden van bomen en ruigtekruiden zoals hennep en vlas (resp. Cannabis en Linum - de wetenschappelijke namen van de kneu zijn hiervan afgeleid), en insecten en larven.
De stevige nesten zijn gevoerd met haartjes, veertjes of pluisjes. Het legsel bestaat uit vier tot zes witte tot lichtblauwe eieren met rode vlekjes, die in 12 tot 14 dagen door beide ouders worden uitgebroed.
Volgens SOVON ging het aantal broedparen in de periode 1990-2007 geleidelijk achteruit. Dit komt door de verschraling van het agrarisch cultuurlandschap, dat steeds grootschaliger wordt. Daarom is de soort in 2004 als gevoelig op de Nederlandse rode lijst gezet. Vanaf 2010 is er weer een kleine toename zichtbaar. In de periode 2018-2020 waren er ongeveer 33.000-55.000 broedparen in Nederland.